2B - T13, les 1 + T14, les 2 en 4

Thema 13, les 1
werkboek pagina 332-335
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Thema 13, les 1
werkboek pagina 332-335

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoe wist je dat dit de juiste uitspraken waren?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Ben je het eens met deze meningen? Waarom wel of niet?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Geven de volgende zinnen een feit of een mening weer? 

Slide 8 - Slide

Door het rode licht mag je niet rijden.

Slide 9 - Open question

Bij een brand in Genk stierven twee kinderen.

Slide 10 - Open question

Meisjes zijn handiger dan jongens.

Slide 11 - Open question

Dertien jaar is te jong om te leren snowboarden.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Met welke uitspraken ben je niet akkoord? Waarom?

Slide 14 - Open question

Thema 14, les 2
werkboek pagina 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Kloppen deze vijf zinnen?

Slide 17 - Open question

Schrijf nu zelf een feit over dit schooljaar. Wat gebeurde er echt op school, tijdens de les Nederlands, in de klas... Enkel feiten!

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Thema 14, les 4
werkboek pagina 375-379

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Waarover gaan beide teksten?

Slide 23 - Open question

Is de eerste tekst verzonnen? Ja of nee?

Slide 24 - Open question

Is de tweede tekst verzonnen? Ja of nee?

Slide 25 - Open question

Is een verkeersbord
A
echt
B
verzonnen

Slide 26 - Quiz

Is een reisgids
A
echt
B
verzonnen

Slide 27 - Quiz

Is een sprookje
A
echt
B
verzonnen

Slide 28 - Quiz

Is een mopje
A
echt
B
verzonnen

Slide 29 - Quiz

Synoniemen zijn woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
Bijvoorbeeld: toilet en wc

Slide 30 - Slide

Geef een synoniem voor: aangenaam

Slide 31 - Open question

Geef een synoniem voor: slim

Slide 32 - Open question

Geef een synoniem voor: rustig

Slide 33 - Open question

Geef een synoniem voor: mager

Slide 34 - Open question

Geef een synoniem voor: slaan

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Slide

Tegenstelling zijn woorden die het omgekeerde betekenen van elkaar.
Bijvoorbeeld: veel en weinig

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Het tegengestelde van: gelukkig

Slide 39 - Open question

Het tegengestelde van: letterlijk

Slide 40 - Open question

Het tegengestelde van: tekort

Slide 41 - Open question

Het tegengestelde van: vasthouden

Slide 42 - Open question

Het tegengestelde van: makkelijk

Slide 43 - Open question

Het tegengestelde van: uitgeven

Slide 44 - Open question

Het tegengestelde van: rust

Slide 45 - Open question

Het tegengestelde van: vergeten

Slide 46 - Open question