Leerjaar 2 Poëzie, opdracht buiten

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Poëzie en gedichten

Slide 2 - Slide

Wat is poëzie?

Slide 3 - Slide

Poëzie komt overal voor
- in slogans van reclames
- songteksten van liedjes
- verwerkt in theatervoorstellingen
- in de (sinterklaas)gedichten die je schrijft
- in en op kunst
- op gebouwen
- ...
Kunst op kunst!

Slide 4 - Slide

Poëzie is een vrije vorm van creatief schrijven; elke dichter bepaalt zelf hoe zijn of haar gedicht er uit komt te zien. Toch zijn er een aantal kenmerken en regels.

Slide 5 - Slide

Elk gedicht bestaat uit regels, die noemen we versregels. Versregels die bij elkaar horen noemen we strofes, dit is vergelijkbaar met alinea’s uit een zakelijke tekst of coupletten van liedjes. Je herkent de strofes door te letten op de witregels, tussen elke strofe staat zo’n witregel.

Slide 6 - Slide

regels, strofes
en witregels

Slide 7 - Slide

In sommige gedichten komt ook rijm voor. Herhaling is ook iets dat veel voorkomt in gedichten. Dit doen dichters vaak om een bepaalde versregel heftiger, duidelijker of indrukwekkender te maken.

Slide 8 - Slide

rijm

Slide 9 - Slide

herhaling

Slide 10 - Slide

In gedichten worden vaak vergelijkingen gemaakt. Vergelijkingen beginnen vaak met ‘…net als…’ 

Slide 11 - Slide

vergelijking

Slide 12 - Slide

Samen

Slide 13 - Mind map

kenmerken gedicht

Slide 14 - Mind map

kenmerken gedicht
. Gedichten zijn (meestal) beperkt in omvang.

· Gedichten rijmen soms.
· De pagina (bladspiegel) wordt niet geheel gevuld; er is veel wit.
· Je probeert met weinig woorden toch veel te zeggen.
· Je kunt  zinnen op ongebruikelijke plekken afbreken en het gebruik van leestekens is vrij.





Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Opdracht (voorbeeld)
  •  Schrijf vier of vijf zinnen op. Gewoon, dingen die in je opkomen. 
  • Schrijf vervolgens de cijfers 1 t/m 8 onder elkaar. 
  • Zoek nu in je opgeschreven tekst de zin die voor jouw gevoel het belangrijkste is en schrijf die zin drie keer op: regel 1, 4 en 7
  • Kies een zinnetje  het meest bij je eerste zin hoort: regel 2 en 8· 
  • Op regel 3, 5 en 6 schrijf je dan nog drie verschillende zinnen.

Slide 18 - Slide

Soms ben je graag alleen. Soms ben je liever samen. Leuke dingen doen met vrienden. Wandelen langs het strand. Lachen met mijn zus.
1.
2
3
4
5
6
7
8

Slide 19 - Slide


Soms ben je liever samen
leuke dingen doen met vrienden
lachen met mijn zus
soms ben je liever samen
wandelen over het strand
soms ben je liever alleen
soms ben je liever samen
leuke dingen doen met vrienden

Slide 20 - Slide

Nu jullie!
  •  Schrijf vijf korte zinnen op. Gewoon, dingen die in je opkomen. 
  • Schrijf vervolgens de cijfers 1 t/m 8 onder elkaar. 
  • Zoek nu in je opgeschreven tekst de zin die voor jouw gevoel het belangrijkste is en schrijf die zin drie keer op regel 1, 4 en 7
  • Kies een zin die het meest bij je eerste zin hoort op regel 2 en 8· 
  • Op regel 3, 5 en 6 schrijf je dan nog drie verschillende zinnen.
  • Klaar? Ga naar buiten en maak een bijpassende foto.
  • Om 13:30 uur ben je weer binnen.

Slide 21 - Slide