Klas 2 oefenen 1e + 4e naamval + bezittelijke voornaamwoorden

De naamvallen
1e: Onderwerp
4e: Lijdend Voorwerp
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De naamvallen
1e: Onderwerp
4e: Lijdend Voorwerp

Slide 1 - Slide

Hoe vind je het Onderwerp? 


Wie/wat + gezegde*

* gezegde zijn alle werkwoorden in de zin

Slide 2 - Slide

Hoe vind je het Lijdend Voorwerp?



Wie/wat + gezegde + Onderwerp

Slide 3 - Slide

Wat is het ONDERWERP in deze zin:
Der Imker versorgt die Bienen

Slide 4 - Open question

Wat is het LIJDEND VOORWERP?
Anton spielt Fußball

Slide 5 - Open question

Der Gruppe & Ein Gruppe

Slide 6 - Slide

Er gratuliert d.. Gewinner (mv)
A
der
B
den
C
dem
D
die

Slide 7 - Quiz

Ich habe ein.. Arzt (m) angerufen
A
ein
B
einem
C
einen
D
eine

Slide 8 - Quiz

D.. Mutter (v) kauft ein.. Eis (o)
A
die, eine
B
die, ein
C
der, ein
D
das, ein

Slide 9 - Quiz

De bezittelijke voornaamwoorden worden op dezelfde manier vervoegd, zoals de ''EIN-Gruppe''

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

De woorden dies- (deze/dit) en welch- (welke) worden op dezelfde manier vervoegd (krijgen dezelfde uitgang) als de ‘’DER GRUPPE''!
Let op:
Kijk goed waar de ''Der-Gruppe'' op eindigt!
De 1e nmvl. mannelijk wordt bijv. 'dieser'/'welcher'

Slide 12 - Slide

Sein.. Vater (m) ist Krank.
A
seinen
B
sein
C
seiner
D
seine

Slide 13 - Quiz

Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihren
C
Ihrer
D
Ihre

Slide 14 - Quiz

Unser.. Handys (mv) sind kaputt.
A
Unsere
B
Unser
C
Unseren
D
Unsen

Slide 15 - Quiz

Dein.. Nichte (v) hat unser.. Hund (m) geschlagen
A
deine, unsere
B
deinen, unser
C
deine, unser
D
deine, unseren

Slide 16 - Quiz

Dies..Mann (m) hat kein.. Auto (o)
A
dieser, kein
B
diesem, keinem
C
diesen, keines
D
dieser, keines

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide