Hoofdstuk 1.4 - Wordt alles duurder?

Hoe welvarend ben jij?
1.4 Wordt alles duurder?
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoe welvarend ben jij?
1.4 Wordt alles duurder?

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog?

Slide 2 - Slide


Je wilt over 3 jaar een nieuwe telefoon kopen. De telefoon kost €840. Je verkoopt je oude telefoon voor € 100. 
Hoeveel euro moet je per maand sparen om over 3 jaar een nieuwe telefoon te kunnen kopen?
A
€ 20,56
B
€ 23,33
C
€ 61,67

Slide 3 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kan een verandering in procenten berekenen
  • je kan uitleggen wat inflatie is
  • je kan uitleggen wat de gevolgen van inflatie zijn voor je koopkracht
  • je kan met indexcijfers de veranderingen van lonen en prijzen vergelijken
  • je kan berekeningen maken met behulp van indexcijfers




Slide 4 - Slide

Koop je met € 100 over tien jaar nog steeds hetzelfde denk je?
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Waarom wel/niet?

Slide 6 - Open question

Inflatie en deflatie

Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek)
verzamelt informatie over o.a. economische onderwerpen zoals prijsveranderingen.
  • Een algemene stijging van de prijzen noem je inflatie.
  • Een algemene daling van de prijzen noem je deflatie.



Aantekening

Slide 7 - Slide

Inflatie en deflatie

Inflatie en deflatie druk je uit in een percentage.

2,3% inflatie betekent dat de gemiddelde prijzen nu 2,3% hoger zijn dan een jaar geleden.



Aantekening

Slide 8 - Slide

Koopkracht

Koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.

  • Als de loonstijging in % meer is dan de inflatie, neemt je koopkracht toe.
  • Met meer koopkracht neemt je welvaart toe: je kunt in meer behoeften voorzien.
Aantekening

Slide 9 - Slide

Maak opdracht 4 t/m 7 op blz 23. Schrijf de antwoorden in je persoonlijke Onenote pagina of je schrift.

Klaar? 
Lees dan de leertekst 'een stijging of daling in procenten' en maar vraag 1 t/m 3.

Als iedereen klaar is, kijken we de opdrachten na.
Opdracht
timer
6:00

Slide 10 - Slide

Een stijging of daling in procenten berekenen

Een verandering in procenten kun je met onderstaande formule berekenen.

Aantekening

Slide 11 - Slide

Maak opdracht 2, 3, 7 en 8 op blz 22 en 23. Schrijf de antwoorden in je persoonlijke Onenote pagina of je schrift.

Klaar? 
Lees dan de leertekst 'cijfers vergelijken' en maak vraag 9  t/m 11.

Als iedereen klaar is, kijken we de opdrachten na.
Opdracht
timer
8:00

Slide 12 - Slide

Indexcijfers

Een indexcijfer, laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode.
De periode waarmee je vergelijkt, noem je het basisjaar.
Het indexcijfer in het basisjaar is altijd 100.
Aantekening

Slide 13 - Slide

Maak opdracht 9 t/m 11 op blz 24 en 25. Schrijf de antwoorden in je persoonlijke Onenote pagina of je schrift.

Klaar? 
Vond je het moeilijk? Maak dan de herhalingsopdrachten
Was het wel oke? Zoek je uitdaging? Maak dan de plusopdrachten

Als iedereen klaar is, kijken we de opdrachten na.
Opdracht
timer
6:00

Slide 14 - Slide

Bedankt!

Volgende les gaan we hoofdstuk 1 herhalen, dus leer alvast de begrippen en samenvatting
Einde

Slide 15 - Slide