T3 H2

T3 H2
Welke effecten hebben micro-organismen in het dagelijkse leven?
Verbetering van de proefjes
1 / 35
next
Slide 1: Slide
STEMSecundair onderwijs

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

T3 H2
Welke effecten hebben micro-organismen in het dagelijkse leven?
Verbetering van de proefjes

Slide 1 - Slide

Positief of negatief
effect?
timer
0:15
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Positief of negatief
effect?
timer
0:15
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Positief of negatief
effect?
timer
0:15
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Positief of negatief
effect?
timer
0:15
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Positief of negatief
effect?
timer
0:15
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Besluit: Welk effect heeft gist op het brooddeeg?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Besluit: Welk effect heeft gist op druivensap?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Welke boterham is het meest beschimmeld?
timer
0:15
A
droge boterham
B
warm bewaard
C
vochtig bewaard
D
koud

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

vraag 2 p. 83
Hoe kun je brood het best bewaren om beschimmeling te voorkomen?

Slide 18 - Open question

Aan de slag
oefeningen: p. 88 - 89

Slide 19 - Slide

1. Omschrijf met je eigen woorden het begrip 'micro-organismen'.

Slide 20 - Open question

2. Het voorvoegsel 'micro', dat bijvoorbeeld in het woord 'micrometer' zit, komt ook voor in de woorden 'micro-organismen' en 'microscoop'.

Slide 21 - Open question

Welk soort micro-organisme
is dit?
A
Alg
B
Schimmel
C
Bacterie

Slide 22 - Quiz

Welk soort micro-organisme
is dit?
A
Alg
B
Schimmel
C
Bacterie

Slide 23 - Quiz

Welk soort micro-organisme
is dit?
A
Alg
B
Schimmel
C
Bacterie

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

4. Leg uit wat er gebeurt als je micro-organismen op een voedingsbodem legt.

Slide 26 - Open question

5. Wat wordt er bedoeld met 'op de kweek' zetten?

Slide 27 - Open question

7. Duidt aan wanneer micro-organismen zich het snelst vermenigvuldigen.
A
tijdens droge wintermaanden
B
tijdens droge zomerdagen
C
tijdens vochtige zomerdagen
D
tijdens vochtige winterdagen

Slide 28 - Quiz

8. Verklaar waarom het aantal
micro-organismen in de
onderstaande situaties vermindert.

Slide 29 - Open question

8. Verklaar waarom het aantal
micro-organismen in de
onderstaande situaties vermindert.

Slide 30 - Open question

8. Verklaar waarom het aantal
micro-organismen in de
onderstaande situaties vermindert.

Slide 31 - Open question

8. Verklaar waarom het aantal
micro-organismen in de
onderstaande situaties vermindert.

Slide 32 - Open question

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Alles duidelijk?
Heb je nog vragen?

Slide 35 - Open question