Herhaling AFP jaar 1 periode 2 VZ BBL
1 / 34
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat ik nog graag zou willen weten of vragen is.....
Slide 3 - Open question
Slide 4 - Slide
Waar of niet waar
Een hartinfarct leidt meestal tot een hartstilstand.
Een hartinfarct leidt meestal tot een hartstilstand.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
De oorzaak van een hartinfarct is een....
A
...afsluiting van een kransslagader
B
...afwijking in de sinusknoop
C
...verstoorde aansturen vanuit de hersenen
D
....kortsluiting in de prikkelgeleiding
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Video
Waardoor is de linker harthelft groter dan de rechter harthelft?
A
De linkerboezem heeft meer inhoud dan de rechterboezem
B
De linkerkamer heeft meer inhoud dan de rechterkamer
C
De linkerboezem heeft een dikkere spierwand dan de rechterboezem
D
De linkerkamer heeft een dikkere spierwand dan de rechterkamer
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Waar of niet waar
De meeste mensen met een psychiatrische aandoening functioneren zelfstandig in de maatschappij (werk, huishouden, zorg voor kinderen etc)
De meeste mensen met een psychiatrische aandoening functioneren zelfstandig in de maatschappij (werk, huishouden, zorg voor kinderen etc)
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
De DSM 5 is een boek waarin van alle psychiatrische aandoeningen staat.....
A
....wat de mogelijke oorzaken zijn.
B
...wat de kenmerken/ symptomen zijn.
C
...wat de meest effectieve behandelingen zijn.
D
...wat het te verwachten ziektebeloop / prognose is.
Slide 12 - Quiz
Voorbeelden van lichamelijke functies zijn 'ademhalen', 'uitscheiden' en 'voortplanten'.
Probeer minimaal 3 psychische functies te benoemen.
Probeer minimaal 3 psychische functies te benoemen.
Slide 13 - Open question
Kun je volledig genezen van een psychiatrische aandoening?
A
Ja, alle aandoeningen zijn te genezen.
B
Ja, bij sommige aandoeningen kun je volledig genezen, bij anderen niet.
C
Nee, maar met behandeling hoeft een aandoening je niet blijvend te beperken.
D
Nee, bij de meeste aandoeningen houd je levenslang beperkingen.
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Wat is de functie van pijn?
Slide 16 - Open question
De mate van beschadiging heeft invloed op de mate van pijn.
Noem nog minimaal 2 andere factoren die invloed hebben op de hoeveelheid pijn die iemand ervaart.
Noem nog minimaal 2 andere factoren die invloed hebben op de hoeveelheid pijn die iemand ervaart.
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
Neuropathische pijn is pijn....
A
...die te heftig is voor het zenuwstelsel om te verwerken.
B
...die ontstaat doordat zenuwweefsel beschadigd is.
C
...waarvoor geen lichamelijke oorzaak gevonden kan worden.
D
...die ontstaat na amputatie van een lichaamsdeel.
Slide 19 - Quiz
Groepen of soorten
medicamenteuze
pijnstillers
medicamenteuze
pijnstillers
Slide 20 - Mind map
Slide 21 - Slide
Het skelet heeft meerdere functies. Één van die functies is bescherming.
Noem minimaal 3 organen die door het skelet beschermd worden.
Noem minimaal 3 organen die door het skelet beschermd worden.
Slide 22 - Open question
In botten zit beenmerg. Een deel van het beenmerg is 'actief', een ander deel is 'niet actief'.
Welke beenmerg is actief en waaruit bestaat die activiteit?
Welke beenmerg is actief en waaruit bestaat die activiteit?
A
Geel beenmerg maakt hormonen voor de vetstofwisseling aan.
B
Geel beenmerg haalt micro-organismen uit het bloed
C
Rood beenmerg maakt bloedcellen aan.
D
Rood beenmerg maakt nieuwe botcellen aan.
Slide 23 - Quiz
Functies van onderdelen gewricht
Soepelheid
kraakbeen
Smeer/ vloeistof
Banden
Kapsel
Slide 24 - Drag question
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Noem minimaal 3 organen die hormonen maken.
Slide 27 - Open question
Welke uitspraak over hormonen is juist?
A
Hormonen hebben via de zenuwen invloed op één orgaan of weefsel.
B
Hormonen hebben via het bloed invloed op één orgaan of weefsel.
C
Hormonen hebben via de zenuwen invloed op meerdere organen of weefsels.
D
Hormonen hebben via het bloed invloed op meerdere organen of weefsels.
Slide 28 - Quiz
Bij diabetes mellitus is er een tekort aan ......, waardoor de hoeveelheid glucose in het bloed te ...... is.
A
insuline, hoog
B
insuline, laag
C
dopamine, hoog
D
dopamine, laag
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Slide
Onderdelen (organellen)
van de cel
van de cel
Slide 31 - Mind map
Functie(s) van stoffen in de cel
Bouwstof
(nieuwe stoffen/ structuren maken)
Brandstof (energie leveren)
Bouwstof én brandstof
Glucose (koolhydraat)
Glycerol en vetzuur (vetten)
Aminozuren
(eiwit)
Slide 32 - Drag question
In welk deel van de cel zit de fout bij kanker?
A
Celmembraan
B
Mitochondrium
C
Celkern
D
Ribosoom
