Redekundig ontleden

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Is het werkwoord dat van tijd en getal kan veranderen. 
Vind je door de zin vragend te maken. 

Slide 4 - Slide

Het onderwerp komt qua getal altijd overeen met de persoonsvorm. 
X gisteren / stonden / mijn broer / op de stoep. 
Gisteren stonden mijn broers op de stoep. 

Slide 5 - Slide

Eventueel aangevuld met 'aan het' of 'te'
- Het voetbalteam was fantastisch aan het voetballen
- De scheidsrechter besloot zelf te gaan voetballen

Slide 6 - Slide

Om het lijdend voorwerp te vinden stel je de vraag: 
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp? 
Wie kust Martijn? = de vrouw 

Slide 7 - Slide



Het meewerkend voorwerp is degene die ontvangt. Te herkennen aan de voorzetsels aan/voor. 
- De docent / gaf / het proefwerk / terug / aan de leerlingen. 
- De docent / gaf / de leerlingen / het proefwerk / terug. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide