6.5 Aanpassing bij dieren

6.5 Aanpassing bij dieren
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

6.5 Aanpassing bij dieren

Slide 1 - Slide

Even herhalen

Slide 2 - Slide

Welke stoffen worden gemaakt bij fotosynthese?

Slide 3 - Open question

Welke stoffen heb je nodig bij verbranding?

Slide 4 - Open question

Geef een voorbeeld van een energiearme stof?

Slide 5 - Open question

Wat is het verschil tussen een voedselketen en een voedselweb?

Slide 6 - Open question

Welke schakel is de consument van de 2e orde?

Slide 7 - Open question

Wat zijn abiotische factoren en wat zijn biotische factoren?

Slide 8 - Open question

Kun je de niveaus van ecologie benoemen?

Slide 9 - Open question

Leerdoelen
6.5.1 Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 10 - Slide

Aanpassingen bij dieren
- Organismen zijn op veel manieren aangepast aan hun milieu (leefomgeving).




Slide 11 - Slide

Aanpassingen bij waterdieren 
Vissen zijn op vier manieren aangepast aan het leven in het water:
1. Met de kieuwen haalt een vis zuurstof uit het water.
2. De vinnen gebruikt een vis bij het zwemmen.
3. De huid van een vis is vaak bedekt met schubben en een laag slijm.
4. De lichaamsvorm van een vis is gestroomlijnd. Hierdoor kan een dier gemakkelijker door het water zwemmen. Ook vogels en zoogdieren die in het water leven, zijn gestroomlijnd. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Schutkleur
• Als ze onder hun prooi zwemmen, vallen ze niet op, want de zee onder hen is ook donker.
• Als ze boven hun prooi zwemmen, heeft de witte buik ongeveer dezelfde kleur als het zonlicht boven het water

Slide 14 - Slide

Aanpassingen bij landdieren
- Het lichaam dragen op het land gaat veel zwaarder. 
- Dieren op het land hebben daarom stevige poten en een zwaarder skelet. 
- Dieren die aanpassen aan temperatuur. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Poten van landzoogdieren
• Een zoolganger loopt op de hele voetzool  Hierdoor ontstaat een beter evenwicht. Ook zakt een zoolganger hierdoor niet snel weg in een zachte bodem.
• Een teenganger loopt op de tenen . Hierdoor kan een teenganger snel lopen.
• Een hoefganger loopt op de toppen van de tenen.. De teen is bedekt met een hoef. Een hoefganger kan nog sneller lopen.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Aanpassingen bij vogels
Bij vogels zijn zowel de poten als de snavels aangepast aan hun omgeving. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

maken
blz. 101
opdr. 1 t/m 7
timer
1:00

Slide 22 - Slide

Geef een voorbeeld van een aanpassing van een waterdier:

Slide 23 - Open question

Geef een voorbeeld van een aanpassing van een landdier:

Slide 24 - Open question

Geef een voorbeeld van een aanpassing van een vogel:

Slide 25 - Open question

Heb je de doelen behaald?
6.5.1 Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.

Slide 26 - Slide