Schrijfopdracht 8: Beeldspraak

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Schrijfopdracht 8: Beeldspraak

Beeldspraak

Hoe beschrijf je geluk of verdriet, de sfeer in je kamer of de geur op het toilet? Omdat gewone taal hier vaak tekortschiet, vergelijken we de werkelijkheid met een beeld. 

Je moet het beeld niet letterlijk nemen maar figuurlijk. we noemen het dus ook wel figuurlijk taalgebruik. 

Figuurlijk taalgebruik

zo slank als een den

Figuurlijk taalgebruik

Noem je beeldspraak of ook wel metaforisch taalgebruik. 

Dichters gebruiken veel metaforisch taalgebruik om gevoelens, waarnemingen, ervaringen en ideeën met hun publiek te delen. Je kunt geen gedicht lezen of er zit wel een vergelijking in. 

Gedicht

Ik slaap zoals flamingo's slapen. 

men één been gestrekt, het andere

bij de knie geknakt tegen de onderbuik

als een opgeplooide blindenstok.

Charlotte van den Broeck

Metafoor

Metaforen zijn vergelijkingen die gebaseerd zijn op een overeenkomst: 

1) zuivere metafoor --> een vergelijking zonder het verbindingswoord als, zoals of alsof. Wordt vaak gebruikt in krantenkoppen: 'belastingbetaler melkkoe van de overheid'

Metafoor

2) Personificatie: iets wat geen mens is, krijgt wel een menselijke eigenschap: 

De zon streelt mijn wangen.

Metafoor 

3) Synthesie: Twee soorten zintuiglijke waarnemingen worden met elkaar gecombineerd:

fluwelen stem (voelen en horen)

bittere kou (proeven  en voelen)

Symbolen

Een beeld kan ook een symbool zijn. Het symbool verwijst naar de betekenis die het voorwerp of verschijnsel op zichzelf niet heeft. Je moet ze dus kunnen herkennen in een tekst. 

Veelgebruikte symbolen zijn: de Bijbel, de natuur (vier seizoenen) en de kleuren. 

Symbolen in de Bijbel

Duif (vrede, liefde, ziel)

Slang (kwaad) 

Kruis (lijden van Jezus)

Getallen: in de Bijbel worden heel veel getallen genoemd. De bekendste getallen zijn: 

3: Vader - Zoon en de Heilige Geest.

7: Volmaaktheid (God schiep de aarde in 7 dagen).

10: perfectie: alles is goed 

12: Volmaaktheid (12 maanden - tweekeer 12 uur in één dag) 

Symbolen in de natuur

Vier seizoenen verwijzen naar de levenscyclus:

lente: geboorte - opkomst

zomer: bloei (puberteit en volwassenheid)

herfst: verval (na 50 jaar)

winter: dood 

Symbolen in kleuren

rood - liefde

zwart - dood

blauw - rust

geel - energie

goud - rijkdom en macht

wit - puurheid en onschuld

Schrijfopdracht 8

Jullie gaan nu bezig met schrijfopdracht 8. Deze schrijfopdracht bestaat uit meerdere opdrachten. Je kunt de opdrachten vinden op blz. 90 -93. 

Jullie maken de opdrachten en voegt ze samen in één Worddocument met de schrijfopdrachten 6 en 7. 

Schrijfopdracht 8

Maken voor deze opdracht:

opdracht 2: a en b

opdracht 3: a, b en c

opdracht 4: a, b en c

opdracht 5 t/m 12 helemaal.