• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
  • AI tools

    Beta

‹Return to search

H1 - alle quizvragen

Welkom bij Economie in Mavo 3

Quizvragen
H1 - Consumeren
1 / 52
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Welkom bij Economie in Mavo 3

Quizvragen
H1 - Consumeren

Slide 1 - Slide

Primaire behoeften zijn ...
A
de noodzakelijke behoeften.
B
de luxe behoeften.

Slide 2 - Quiz

Het hebben van een fiets is een ...
A
primaire behoefte.
B
secundaire behoefte

Slide 3 - Quiz

Het hebben van een huis is een ...
A
primaire behoefte.
B
secundaire behoefte.

Slide 4 - Quiz

Basisbehoeften
Overige behoeften

Slide 5 - Drag question

'Prioriteiten stellen' betekent...
A
kiezen wat je het leukst vindt
B
kiezen wat je het meest belangrijk vindt
C
kiezen wat je het lekkerst vindt
D
kiezen wat je het minst leuk vindt

Slide 6 - Quiz

Sleep de afbeeldingen naar het juiste begrip.
Goederen
Diensten

Slide 7 - Drag question

Een telefoonabonnement is een .......
A
dagelijkse uitgave
B
vaste laste
C
incidentele uitgave

Slide 8 - Quiz

Een vakantie is een .......
A
dagelijkse uitgave
B
vaste laste
C
incidentele uitgave

Slide 9 - Quiz

Op welke uitgavepost kan je moeilijk bezuinigen?
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 10 - Quiz

Mensen hebben behoeften.
Wat zijn behoeften?
A
Goederen
B
Diensten
C
Geld
D
Alles wat je nodig hebt of graag wilt

Slide 11 - Quiz

Een primaire behoefte is
A
auto
B
computer
C
eten
D
G-star broek

Slide 12 - Quiz

Secundaire behoeften zijn:
A
Playstation4
B
Brood
C
Trui
D
iPhone

Slide 13 - Quiz

Waar hoort regen bij?
A
Schaarse goederen
B
Vrije goederen

Slide 14 - Quiz

Je gaat je kamer schilderen.
Wat is juist?
A
Dit is een dienst.
B
Dit is een goed.
C
Dit is zelfvoorziening.

Slide 15 - Quiz

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 16 - Quiz


Hoe rijker hoe welvarender.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Een doelgroep is:
A
alle keepers bij balsporten
B
Een groep mensen die hetzelfde doel hebben
C
Een groep mensen die dezelfde kenmerken hebben
D
Alle mensen die zorgen voor een goed doel

Slide 18 - Quiz

Wat is GEEN commerciële reclame?
A
Merkreclame
B
Informatieve reclame
C
Ideële reclame
D
Sluikreclame

Slide 19 - Quiz

Wat is marketing?
A
Alles wat een bedrijf onderneemt om meer te verkopen.
B
Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
C
Een methode om de winst te vergroten.
D
Een Engels woord voor winkel.

Slide 20 - Quiz

Om welke P van marketing gaat het? Er zijn veel concurrenten in een stadswinkelcentrum.
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie

Slide 21 - Quiz

Je vader of moeder zegt tegen je: Ik heb een hele leuke broek voor je gezien, die moet je echt kopen! Dit noemen we;
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding
C
Maatschappelijke beïnvloeding
D
Ouderlijke beïnvloeding

Slide 22 - Quiz

Je ziet in een folder een advertentie staan 'NU 2 VOOR DE PRIJS VAN 1'.
Dit noemen we
A
Sociale beïnvloeding
B
Culturele beïnvloeding
C
Reclame
D
Commerciële beïnvloeding

Slide 23 - Quiz

Veel bedrijven hebben een speciale belangstelling voor jonge consumenten.
Welke uitspraak is juist?
A
Jongeren kopen meer dan volwassen consumenten
B
Jongeren zijn de volwassen consumenten van de toekomst
C
Jongeren hebben geen invloed op de aankopen van hun ouders

Slide 24 - Quiz

Personeel
Plaats
Product
Promotie
Prijs
Presentatie

Slide 25 - Drag question

Op de verpakking vind je informatie over het product. Dit staat geschreven in de ............
A
Warenwet
B
Wet product-aansprakelijkheid
C
Colportagewet

Slide 26 - Quiz

De winkelier is verplicht om een deugdelijk product te verkopen.
Dat staat in de ..........
A
Warenwet
B
Wet product-aansprakelijkheid
C
Wet koop op afstand

Slide 27 - Quiz

Als je iets aan de deur koopt, word je beschermt door de ......
A
Wet product-aansprakelijkheid
B
Wet koop op afstand
C
Colportagewet

Slide 28 - Quiz

Als je het product thuis hebt ontvangen, heb je volgens deze wet nog 7 werkdagen om je te bedenken.
A
Warenwet
B
Wet koop op afstand
C
Wet product-aansprakelijkheid

Slide 29 - Quiz

Anne bakt een taart voor haar vader. Hij heeft haar kamer geschilderd.
Dit is ............
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 30 - Quiz

Je gaat naar de supermarkt en koopt een frikandelbroodje.
Dit is ............
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 31 - Quiz

Je betaalt het frikandelbroodje
met je pinpas.
Dit is ......... geld.
A
chartaal
B
giraal

Slide 32 - Quiz

Anouk heeft een bioscoopbon gekregen en gaat naar Barbie.
Dit is ........
A
directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 33 - Quiz


Het stijgen van de prijzen noem je .......
A
Koopkracht
B
Inflatie

Slide 34 - Quiz

Het inkomen van Joep blijft gelijk.
De prijzen in de winkel stijgen.
De koopkracht van Joep .......
A
daalt
B
stijgt

Slide 35 - Quiz


Een budget is ........
A
Een overzicht van alle inkomsten
B
Een overzicht van alle uitgaven
C
Geen van beide

Slide 36 - Quiz

Als je wilt sparen, moet je minder uitgeven dan je budget toelaat.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Als je moet bezuinigen, dan kun je dat het beste doen op uitgaven voor primaire behoeften.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Als je moet bezuinigen gaat dat het best op
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 39 - Quiz

Bij wie kan je advies vragen
over jouw geldzaken?
A
de consumentenbond
B
het Nibud
C
het Ministerie van Financiën

Slide 40 - Quiz

De rente op een spaarrekening is HOGER dan de rente op een lening.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quiz

Een voorbeeld van een consumptief krediet is een doorlopende lening.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quiz

Bij een persoonlijke lening mag je rood staan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quiz

Merel leent geld om een
nieuwe auto te kopen.
Wat is het leenmotief van Merel?
A
tijdelijk geld tekort
B
duurzaam consumptiegoed
C
onverwachte gebeurtenis
D
huis kopen

Slide 44 - Quiz

Je koopt een huis.
Wat voor een soort lening heb je dan nodig?
A
Doorlopend krediet
B
Koop op afbetaling
C
Hypotheek
D
Consumptief krediet

Slide 45 - Quiz

Lening in euro's: € 5.000
Kredietkosten: € 400

Hoeveel moet je aflossen?
A
€ 225
B
€ 400
C
€ 5.400
D
€ 5.000

Slide 46 - Quiz

Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan.
Je hebt een samengestelde rente van 2%.

Hoeveel geld staat er na 3 jaar op je spaarrekening?
A
€ 1.061,21
B
€ 1.060

Slide 47 - Quiz


Kredietkosten =
A
Alles wat je meer betaalt dan de lening zelf
B
Het bedrag dat je geleend hebt
C
Het bedrag dat je moet aflossen + de rente

Slide 48 - Quiz

Je leent € 3.000.
Je betaalt het terug in 12 termijnen.
Het termijnbedrag is € 260
Hoeveel moet je aflossen?
A
€ 120
B
€ 3.000
C
€ 3.120
D
€ 3.260

Slide 49 - Quiz

Je leent € 3.000.
Je betaalt het terug in 12 termijnen.
Het termijnbedrag is € 260.
Hoeveel zijn de kredietkosten?
A
€ 120
B
€ 3.000
C
€ 3.120
D
€ 3.260

Slide 50 - Quiz

Bij een samengestelde rente krijg je na 3 jaar meer rente dan bij een enkelvoudige rente.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 51 - Quiz

Hoe langer je doet over het
aflossen van je lening,
hoe hoger de kredietkosten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 52 - Quiz

More lessons like this

3.3 Geld lenen kost geld

October 2018 - Lesson with 31 slides by Eieren voor je geld
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3
Eieren voor je geldEieren voor je geld

3.3 Geld lenen kost geld!

September 2018 - Lesson with 30 slides by Eieren voor je geld
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3
Eieren voor je geldEieren voor je geld

2.3 Lenen is betalen!

August 2018 - Lesson with 34 slides by Eieren voor je geld
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
Eieren voor je geldEieren voor je geld

2.3 Lenen is betalen!

August 2018 - Lesson with 35 slides by Eieren voor je geld
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4
Eieren voor je geldEieren voor je geld

Beleggen en lenen/kredietkosten

November 2022 - Lesson with 19 slides
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

M3A - Les 20 - Kredietkosten

October 2023 - Lesson with 24 slides
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

MAVO 3.3 Geld lenen kost geld !

June 2021 - Lesson with 16 slides
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

3.3 Geld lenen kost geld!

November 2022 - Lesson with 21 slides
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings