Taalvoutjes interpunctie

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Moet je nou kloppen of niet?
A
De bel werkt, dus we hebben liever niet dat je klopt
B
De bel werkt niet, dus we hebben graag dat je klopt

Slide 3 - Quiz

Herschrijf het briefje zó dat de bedoeling die jij hebt gekozen, duidelijk is. Voeg leestekens toe.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Op welke twee manieren
kun je dit briefje uitleggen?

Slide 6 - Open question

Als Mieke dit briefje heeft geschreven, wat is ze dan vergeten?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Er reageert natuurlijk niemand op deze advertentie. Dat komt door de belachelijke eis die Boni stelt. Welke eis is dat?

Slide 9 - Open question

Herschrijf de zin die begint met 'Ben je ...' zó dat duidelijk is wat er eigenlijk wordt bedoeld.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Overleggen
Hassan ziet de mededeling en denkt: laat ik maar gehoor-
zamen. Hij gooit zijn ijsje in de prullenbak en neemt zijn flesje
drinken mee naar binnen. Dan komt de winkeleigenaar boos
op hem af en roept: ‘Kun je niet lezen?!’ Waarom is de man
boos?

Slide 12 - Slide

Antwoord
Hij wil ook niet dat Hassan drinken meeneemt
naar binnen.

Slide 13 - Slide

Welk leesteken is de maker van de mededeling vergeten en waar moet het staan?

Slide 14 - Open question

Hij had het ook kunnen oplossen door een woord weg te
laten. Welk woord?
A
Geen
B
ijs
C
eten
D
en

Slide 15 - Quiz

Het probleem wordt ook een beetje veroorzaakt door het woord eten. Waarom?

Slide 16 - Open question

Overleggen
Dat er tijdens voetbalwedstrijden vaak gevochten
wordt, wisten we. Maar dat Ajax misschien Aleppo loot
in de tweede ronde? Wat is hier fout gegaan?

Slide 17 - Slide

Antwoord
Er had na Aleppo een punt moeten staan. Nu
is het één zin geworden terwijl het er twee
moeten zijn.
Andere mogelijkheid: er had juist niets
moeten staan na Aleppo, dan zijn het twee
koppen; dat zou nog duidelijker worden met
- of • voor elke kop.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Tussen welke
twee woorden moet de komma staan?
A
supermarkten - vaak
B
vaak - ziet
C
ziet - zijn
D
eerste - wat

Slide 20 - Quiz

Waarom moet daar een komma?

Slide 21 - Open question

Jan vraagt Joris wil je mee naar de dierentuin

Slide 22 - Open question

De volgende zin in het verhaal is: 
Jan vraagt Joris wil je mee naar de dierentuin
Ja dat wil ik wel zegt Joris


Slide 23 - Slide

Laatste vraag
Overleg hoe je in deze zin het beste de interpunctie kan schrijven. 

Slide 24 - Slide

Nu je de volgende zin weet, hoe zou je dan dezelfde zin schrijven?
A
Jan vraagt: 'Joris, wil je mee naar de dierentuin"?
B
"Jan", vraagt Joris, "wil je mee naar de dierentuin?"
C
Jan vraagt: "Joris, wil je mee naar de dierentuin?"

Slide 25 - Quiz