Toetsbespreking T1 2025 H4

toetsbespreking T1
toets T1


1 / 28
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

toetsbespreking T1
toets T1


Slide 1 - Slide

toelichting op het nakijken
een V betekent dat er iets ontbreekt

ja en..., want...., dus.., er is geen afdoende toelichting gegeven
V toepassen: dan moet je beter de elementen gebruiken

een punt met een golfje erachter wil zeggen dat het een twijfel antwoord is dat op het examen fout gerekend zal worden
Alleen de punten in een kringetje voor de opgave moet je optellen!

Slide 2 - Slide

vraag 1  max 2 punten T2
antwoord bestaat uit 2 onderdelen.
1= gebruik van de omschrijving

2= informatie uit de tekst waarmee je je antwoord duidelijk maakt.
vul de analyse in bij vraag 1 en verbeter je antwoord

Slide 3 - Slide

voorbeeld antwoord vraag 1.          max 2p
een socialisator is iemand die jou iets leert dus over draagt. hij draagt aan jou over door te zeggen tegen jou dat de zon niet schadelijk is. dit verwerf jij en zo ga jij denken dat ze zon niet schadelijk is en dat je geen zonnebrand hoeft te gebruiken.


Slide 4 - Slide

vraag 2.       max 2p.   R
de omschrijving is de definitie van socialisatie. Dat hakken we in stukjes en die stukjes noemen we elementen

er zijn er 3 bij socialisatie
Pak je kaart!

Vul je analyse in  bij vraag 2 en verbeter je antwoord

Slide 5 - Slide

vraag 2.       max 2p


overdracht
verwerven
bestaat uit: opleiding, opvoeding en andere omgangsvormen

1=0p, 2=1p, 3=2p

Slide 6 - Slide

vraag 3.    max 2p T2
antwoord bestaat uit 2 onderdelen die gekoppeld moeten zijn

onderdeel 1 voorbeeld uit de tekst

onderdeel 2: het gebruik van de omschrijving van socialisatie: dus 1 element gebruikt

let op: moet wel het goede element zijn

Probeer je antwoord te verbeteren!

Slide 7 - Slide

voorbeeld antwoord vraag 3.    max 2p
het proces van overdracht en verwerving van een cultuur van een lid van een groep of samenleving. Dat proces bestaat uit opleiding. Er wordt hier verteld dat je niet moet luisteren naar nep informatie, maar moet uitgaan van gespecialiseerde deskundigen. in bron 2 staat: via hun eigen filmpjes willen ze o.a. duidelijk maken dat het smeren van zonnebrand wel dagelijks noodzakelijk is om huidkanker te voorkomen'. je wordt hier verteld, en dus over gedragen, dat het wél goed is om te blijven smeren zodat je ziektes kunt voorkomen. Deze docter is dan dus een socialisator, omdat ze uitlegd wat wel en niet goed is voor je huid

Slide 8 - Slide

vraag 4.        max 2p.     R
de omschrijving is de definitie van identiteit. Dat hakken we in stukjes en die stukjes noemen we elementen

er zijn er 4 bij identiteit
Pak je kaart!

Vul je analyse in bij vraag 4 en verbeter je antwoord

Slide 9 - Slide

vraag 4.        max 2p
Het beeld dat je van jezelf hebt
Anderen voorhoudt
blijven en kenmerkend beschouwd
komt uit de perceptie van groepen waar je deel of juist geen deel vanuit maakt

0,5 punt per goed antwoord

Slide 10 - Slide

vraag 5.        max 2p.   R
soorten identiteit hebben we geleerd in §1.1
zoek ze op als je ze niet goed had

en vul het analyseformulier in bij vraag 5

Slide 11 - Slide

vraag 5.        max 2p
persoonlijke idenititeit
sociale identiteit
(externe) collectieve identiteit

1 goed= op, 2= 1p, 3 =2p

Slide 12 - Slide

vraag 6.   max 2p.  T2
Hier moet je het gaan toepassen, soort herkennen in de tekst en dan koppelen aan het juiste stukje uit de tekst

1. onderdeel is keuze soort en juiste tekstfragment
2. onderdeel is waarom dat bij elkaar past = uitleg

vul je analyseformulier in voor vraag 6

Slide 13 - Slide

vraag 6.   max 2p.  T2
persoonlijke identiteit, want in de tekst staat ' Het beeld dat jongeren van zichzelf hebben wordt positiever naarmate ze meer lijken op die ene vlogger.'
En persoonlijke identiteit is het beeld dat iemand van zichzelf heeft. 

Slide 14 - Slide

vraag 7.        max 2p.  T2
Hier moet je eigenlijk meteen de omschrijving van cultuur in je hoofd hebben en ondanks dt het niet expliciet gevraagd wordt, wordt het toch gevraagd.

onderdeel 1: een los stukje van de omschrijving van cultuur herkennen in het woordje dingen 

onderdeel 2: uitleg geven waarom het zo is aan de hand van de tekst

Pak je kaart erbij
vul de analyse in bij vraag 7

Slide 15 - Slide

vraag 7.        max 2p
cultuur elementen: voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen
Het woord 'dingen' in alinea 1 gaat over uitdrukkingsvormen. 
'vloggers vertellen over hun dagelijkse bezigheden, problemen en nieuwe dingen die ze hebben gekocht'. Volgers gaan bepalen ook uitdrukkingsvormen als dezelfde kleding kopen. 

Slide 16 - Slide

vraag 8      max 2p. R
functies van socialisatie hebben we in §1.4 besproken 
het zijn de redenen waarom we socialiseren.

zoek ze op!
vul je analyseformulier in bij vraag 8

Slide 17 - Slide

mogelijke antwoorden vraag 8      max 2p

1. het voorzetten van een (sub)cultuur
2. gedragsregulatie 
3. verandering van een cultuur
4. identiteitsontwikkeling van een cultuur
5, identificatie van een individu met een groep/cultuu

Slide 18 - Slide

vraag 9   max 2p.       T2
Hier moet je een functie  herkennen in de tekst en uitleggen waarom

onderdeel 1: functie en tekst
onderdeel 2: uitleg waarom = koppeling

vul je analyseformulier in bij vraag 9


Slide 19 - Slide

voorbeeld antwoord vraag 9   max 2p
in de tekst herken ik het ontwikkelen van de persoonlijke identiteit. Dat blijkt uit de de zin: Gaat de influencer zeven keer per week naar de sportschool, doen zij ook. Eet de vlogger iedere dag avocado’s en eieren, doen de volgers het ook. Wat bij de vlogger past, past ook goed bij hen. Hiermee word aangetoont dat de identiteit van de volger zich ontwikkelt, omdat zij alles doen wat de vlogger ook doet.


Slide 20 - Slide

vraag 10    max 2p. R
in §1.3 hebben we geleerd wat dynamisch betekent en waarom dat geldt voor culturen.
2 onderdelen

zoek op in je boek en vul je analyse in!

Slide 21 - Slide

voorbeeld antwoord vraag 10    max 2p. 
Dat een cultuur dynamisch is komt omdat iedere cultuur per plaats kan verschillen, maar ook dat door de tijd heen de cultuur kan veranderen, zoals kerst was vroegern een kerstboom, maar nu is het kerstboom, cadeaus, samen eten en feest, het is dus door de tijd heen van iets naar veel gegaan

Slide 22 - Slide

vraag 11   max 2p T2
cultuur is gebaseerd op traditie en overbrenging dat moet terug te vinden zijn in je antwoord.

onderdeel 1: tekst
onderdeel 2: uitleg

vul je analyse formulier in bij vraag 11

Slide 23 - Slide

voorbeeldantwoord vraag 11   max 2p T2
Het is een cultureel iets in deze landen om te doen. Halloween een groot feest met snoepjes & feestjes. Het cultureel omdat het al langere tijd gedaan wordt het is dus ook dynamisch. Vroeger heette het ook wel "All-Hallow-Even." Je hebt het aangeleerd van iemand en zo maak je halloween ook deel van je eigen cultuur

Slide 24 - Slide

vraag12    max 2p.   T2
acculturatie is een kernconcept dat we hebben geleerd in §1.4
hier moet je het herkennen in de tekst en ook het tegenovergestelde enculturatie.

onderdeel 1 acculturatie +tekst en uitleg
onderdeel 2 enculturatie +tekst en uitleg

zoek op en vul je analyse in

Slide 25 - Slide

voorbeeld antwoord vraag12    max 2p
Voor Amerikanen is er sprake van acculturatie omdat zij in die cultuur hebben aangeleerd dat zij halloween vieren op 31 oktober, dat zit in hun cultuur. er is sprake in de bron van enculturatie, omdat wij wel hebben overgenomen om feestjes te geven, maar niet om zelf langs de deuren te gaan.

Slide 26 - Slide

vraag 13  max 2p. T2
Ook subculturen hebben we geleerd in §1.4. Er wordt aangegeven dat je een omschrijving van subculturen moet  gebruiken. Dus uitleggen wat het is.
onderdeel 1: soort cultuur + omschrijving
onderdeel 2: tekst en uitleg

zoek op en vul je analyse in

Slide 27 - Slide

voorbeeldantwoord vraag 13  max 2p. T2
In Nederland hoort het vieren van Halloween bij een subcultuur, omdat het deels overlapt met de dominante cultuur, maar ook deels afwijkt van de dominante cultuur.1p
In Nederland viert namelijk lang niet iedereen Halloween, want het is (nog) geen onderdeel van onze cultuur. Aan het eind van de tekst blijkt wel dat er in Nederland wel mensen zijn die dit wel doen, en dus is het een subcultuur.1p


Slide 28 - Slide