Writing skills. Preparation final test English year 1

Schrijfvaardigheid Voorbereiding op de eindtoets Engels.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Schrijfvaardigheid Voorbereiding op de eindtoets Engels.

Slide 1 - Slide

Je toets bestaat uit drie schrijfopdrachten over het boek dat je hebt gelezen. Je kiest zelf twee opdrachten om te maken. 
Let op! Je moet volledige zinnen in het Engels schrijven. Tijdens de toets mag je je leesboekje+woordenboek NL-EN gebruiken. Je mag ook je leesboekje bij je hebben.

1. Een korte samenvatting van het verhaal (samenvatting uit de achterkant van het boek telt niet!)

2. Een beschrijving van de hoofdpersoon

3. Waarom je het boek aan anderen zou aanbevelen

Slide 2 - Slide

Hoe kun je je hiervoor voorbereiden?

Slide 3 - Open question

In de toets moet je volledige zinnen in het Engels schrijven. Maar.....
Hoe ziet een zin eruit?

Slide 4 - Slide



Een zin is een groep woorden waarin je iets vertelt. Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt, een vraagteken of een uitroepteken.

Slide 5 - Slide

De eerste letter van een zin is altijd groot. Voorbeeld:
The cat runs.

Kijk naar deze zin:
the dog barks.

Nu herschrijf de zin met de hoofdletter op de juiste plek:


Slide 6 - Open question

Een zin die iets vertelt, eindigt met een punt. Voorbeeld:
The cat runs.


Nu herschrijf onderstaande zin met een punt waar die hoort.
I like apples

Slide 7 - Open question

Als je iets vraagt, zet je een vraagteken aan het einde. Voorbeeld:
Do you like school?

Opdracht:
Zet een vraagteken aan het einde van deze zin:
Are you happy

Slide 8 - Open question

Als je iets enthousiast zegt, zet je een uitroepteken aan het einde. Voorbeeld:
What a great drawing!

Opdracht:
Bedenk zelf een zin die je enthousiast zegt. Schrijf de zin in het Engels op en zet er een uitroepteken achter.

Slide 9 - Open question

Let hier op!

1. They’re / Their / There

➡ They’re = ze zijn
They’re nice people.

 ➡There->daar 
Their house is big.
Look over there.
2. Dog’s / Dogs

➡ Dog’s = bezit (van de hond)
The dog's food is gone.

➡ Dogs= meervoud (honden)
✅ The dog’s food is gone.

3. i / I
❌ i am tired.
➡ I is altijd met hoofdletter
✅ I am tired.

Slide 10 - Slide

-Je krijgt nu een opdracht van je docent.
-Lees de instructies goed door.
-Kijk hoeveel fouten je in de tekst kunt vinden en herschrijf de alinea.



Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Je weet nu wat een zin is. 



Wat gebeurt er als je een groep zinnen hebt die samen één onderwerp of idee vertellen? 
Dan heb je een alinea.

Je gebruikt alinea’s om je verhaal of verslag netjes en duidelijk te maken.
Na elke alinea laat je een lege regel (een spatie) zodat je ziet waar de ene alinea stopt en de volgende begint.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide


Hoeveel alinea's zie je in deze tekst?
A
1
B
3
C
2
D
5

Slide 15 - Quiz

Je gaat nu oefenen voor je toets.




Lees eerst Crazy Paella.

Tijdens het lezen mag je moeilijke woorden opzoeken als je ze niet kent.

Daarna beantwoord de vragen over het verhaal.
 
Helemaal klaar? Dan ga je een oefentoets maken. Haal de oefentoets bij je docent.

Let op: Schrijf nette zinnen en verdeel ze netjes in alinea's. Je weet nu hoe het moet.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide