Werkwoordspelling herhaling

Werkwoordspelling herhaling
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling herhaling

Slide 1 - Slide

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het is gisteren gebeurt.
B
Het is gisteren gebeurd.

Slide 2 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het gebeurt in een oogopslag.
B
Het gebeurd in een oogopslag.

Slide 3 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Gisteren haastten mijn ouders zich naar de bus.
B
Gisteren haasten mijn ouders zich naar de bus.

Slide 4 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij heeft zich bij mij gemeld.
B
Hij heeft zich bij mij gemeldt.
C
Hij heeft zich bij mij gemelt.

Slide 5 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Annie vluchte de wc in.
B
Annie vluchtte de wc in.

Slide 6 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij is verhuist naar Amsterdam.
B
Hij is verhuisd naar Amsterdam.

Slide 7 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Houdt je van pizza?
B
Houd je van pizza?

Slide 8 - Quiz

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Je rijdt in een luxe wagen.
B
Je rijd in een luxe wagen.

Slide 9 - Quiz

Welk werkwoord is de pv in de zin?
We worden allemaal voor de gek gehouden.
A
worden
B
gehouden

Slide 10 - Quiz

.....lid!
A
wordt
B
word

Slide 11 - Quiz

Wij ....... (hechten) vroeger veel meer waarde aan buitenspelen
A
hechtte
B
hechten
C
hechtten
D
hechte

Slide 12 - Quiz

Voordat zij vertrokken ....(doven) hun kaars
A
doofde
B
doofden
C
doofte
D
dooften

Slide 13 - Quiz

Hij heeft eerst (skaten)
A
geskate
B
geskatet
C
geskated
D
geskatete

Slide 14 - Quiz

Sara ....(herinneren) zich de leuke schooltijd
A
herinnert
B
herinnerd

Slide 15 - Quiz