Les 4 introductieweek
1 / 11
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1
This lesson contains 11 slides, with text slides.
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Werkwoord = HABLAR
Stam = HABL- (je krijgt de stam door AR weg te halen)
Vervoeging = HABL + UITGANG
bailar(danzen) comer(eten) escribir(schrijven)
Verbos regulares = Regelmatige werkwoorden eindigend op -AR , -ER , -IR Hablar (spreken)
Comer (eten )
Escribir (Schrijven)
Slide 2 - Slide
MEERVOUDSVORM.
Werkwoord = HABLAR
Stam = HABL- (je krijgt de stam door AR weg te halen)
Vervoeging = HABL + UITGANG (achter de stam komt de juiste uitgang)
bailar(danzen) comer(eten) escribir(schrijven)
Regelmatige werkwoorden eindigend op -AR , -IR , -ER Hablar (spreken)
Comer (eten )
Escribir (schrijven)
Slide 3 - Slide
En nu: jij
Vervoeg in het Spaans
Slide 4 - Slide
bailar (danzen) comer(eten) escribir(schrijven)
IK
Jij
hij/zij
u
Wij
Jullie
Zij/u
Slide 5 - Slide
SER = ZIJN : is een onregelmatig werkwoord
SER + DE: je gebruikt ser + de om aan te geven waar je vandaan komt.
Het Spaanse de kan betekenen: uit, van
Soy Ik ben
eres jij bent
es hij/zij/ u is
somos wij zijn
sois jullie zijn
son zij,u (meervoud) zijn
Voorbeeld:
yo soy de Holanda. ¿ Y tú, de donde eres?
Ik kom uit Nederlands.En jij, waar kom je vandaan?
Soy director de una empresa
Ik ben directeur van een bedrijf
Slide 6 - Slide
TENER = HEBBEN : is een onregelmatig werkwoord
Tener: je gebruikt het ook om je leeftijd aan te geven.
Het Spaanse en kan betekenen: in, bij, op
preposición voorzetsels
tengo Ik heb
tienes jij hebt
tiene hij/zij/ u heeft
tenemos wij hebben
tenéis jullie hebben
tienen zij,u (meervoud) hebben
Voorbeeld:
´¿Cuántos años tienes? Tengo 35 años
Hoe oud ben je? Ik ben 39 jaar
Trabajo en una escuela - Ik werk op een school
Trabajo en una oficina -ik werk op een kantoor
Trabajo en una tienda - ik werk in een winkel
Trabajo en casa - ik werk thuis
Trabajo en una tienda - ik werk in een winkel
Slide 7 - Slide
Para preguntar por...
Om te vragen naar...
personas - personen
cantidad - hoeveelheid
procedencia - herkomst
elegir entre cosa, persona, razón
Kiezen tussen iets, persoon, reden.
Interrogativos = vraagwoorden
quién - wie
cuánto - hoeveel
de dónde - waar kom je vandaag
cual(es) - welk(e)
por qué - Waarom
cómo - Hoe
dónde - waar
qué - wat
Slide 8 - Slide
El adjetivo- Het bijvoeglijk naamwoord
-zegt iets over het zelfstandig naamwoord
-richt zich altijd naar het geslacht (mannelijk of vrouwelijk) van het zelfstandig naamwoord.
-Een bijvoeglijk naamwoord kan veranderen op een –a, of –os, of –as.
-staat in het Spaans achter het zelf. naamw
Voorbeelden:
Enkelvoud Meervoud
El país grande - los países grandes
La chica inteligente - las chicas inteligentes
Ejemplos del adjetivo
mannelijk enkelvoud - mannelijk meervoud
libro pequeño - libros pequeños
vrouwelijk enkelvoud - vrouwelijk meervoud
casa pequeña - casas pequeñas
casas pequeñas - libros pequeños
una casa bonita - een mooi huis
Slide 9 - Slide
Nu: jij
Vervoeg in het Spaans
