6T_4 Alarmfase rood

Alarmfase rood
1 / 62
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 62 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 48 min

Items in this lesson

Alarmfase rood

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Ken jij de betekenis van het woord 'impliceren'?
Het onderzoek heeft uitgewezen dat een trotse en zelfzekere houding mannelijkheid en status impliceert.
Ja
Nee

Slide 3 - Poll

Ken jij de betekenis van het woord 'complementair'?
De oprichter van Amazon benadrukte hoe complementair het toestel wel is met digitale tablet-pc’s als de iPad.
Ja
Nee

Slide 4 - Poll

Ken jij de betekenis van het woord 'achterhaald'?
Economische modellen zijn achterhaald, de welvaartsstaat is deels ingestort.
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Leesstrategieën
Voor het lezen
Tijdens het lezen
Na het lezen

Slide 10 - Slide

Voor het lezen
Voor het lezen ga je de tekst globaal bekijken en je voorkennis activeren. Dit doe je door:
1) te voorspellen wat er in de tekst zal staan.
2) de titels, tussentitels en lead te lezen

Slide 11 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 12 - Mind map

Voorspel wat er in het stukje tekst onder "Alarmerend" gezegd zal worden.

Slide 13 - Open question

Voorspel wat er in het stukje tekst onder "Brede instroom" gezegd zal worden.

Slide 14 - Open question

Voorspel wat er in het stukje tekst onder "Bijspijkeren" gezegd zal worden.

Slide 15 - Open question

Tijdens het lezen
Zorg ervoor dat je de tekst begrijpt. Belangrijk is dus dat je de woorden begrijpt. Gebruik eventueel de woordenschatstrategieën die je in de tweede graad geleerd hebt.

Slide 16 - Slide

Woordenschatstrategieën
  • Je probeert het woord vanuit zijn context te verklaren. 
Bv. Omdat ze slechts sporadisch naar de lessen komt, kan ze niet meer volgen. Sporadisch = af en toe 
  • Je kijkt naar de woordfamilie en vergelijkt met woorden die je al kent. 
Bv. Ze begon te fantaseren over haar huwelijk. Fantaseren, fantasie = verbeelding gebruiken. 
  • Je bestudeert de woordbouw van samengestelde woorden en afleidingen. Je gaat op zoek naar de betekenis van afzonderlijke delen 
Bv. Figuurzaag: een toestel om figuren uit hout te zagen. 
  • Je zoekt het woord op in een woordenboek of op het internet.

Slide 17 - Slide

Lees de tekst. 
Markeer woorden die je niet begrijpt én waarvan het noodzakelijk om de betekenis te weten.

Slide 18 - Slide

Moeilijke woorden uit de tekst

Slide 19 - Mind map

Maak oefening 3.

Slide 20 - Slide

Wij willen een herdenken van het ouderenbeleid vanuit het besef dat er een generationele sprong plaatsgevonden heeft op vlak van leeftijd waarop men zich oud begint te voelen. Hierrond moet nieuw beleid uitgedacht worden, waarbij ouderen autonoom meespelen. Beleidmakers moeten heel goed beseffen dat 65 op veel vlakken niet langer de grote ??? is tussen jong en oud.
A
Garantie
B
Cesuur
C
Geringe
D
Drastische

Slide 21 - Quiz

Wie in open water gaat zwemmen, moet ook de omgeving leren lezen en de mogelijke gevaren leren inschatten. "Dat geeft een ??? voordeel", weet De Martelaer.
A
Cognitief
B
Diverser
C
Geringe
D
Drastische

Slide 22 - Quiz

Amerika is ??? en minder blank dan ooit tevoren en dat kan gevolgen hebben voor de politiek.

A
Cognitief
B
Geringe
C
Diverser
D
Drastische

Slide 23 - Quiz

De waarheid is dat ook vaccins en een coronapas geen absolute ??? inhouden dat je niemand kan besmetten.

A
Garantie
B
Geringe
C
Cesuur
D
Cognitief

Slide 24 - Quiz

70 kamers beschikbaar lijkt niet zoveel, maar dat er een tekort dreigt, betwijfelen ze bij de UHasselt omdat studenten die een kamer zoeken er nog altijd één vinden. De eerder ??? beschikbaarheid van studentenkamers vormt ook geen druk op de huurprijzen.

A
Garantie
B
Geringe
C
Cesuur
D
Cognitief

Slide 25 - Quiz

Het stadsbestuur van Moskou neemt nu ??? maatregelen: kwetsbaren en mensen van boven de zestig die niet gevaccineerd zijn, zullen tot eind februari thuis moeten blijven.

A
Garantie
B
Geringe
C
Cognitieve
D
Drastische

Slide 26 - Quiz

Na het lezen
Na het lezen ga je de hoofdgedachte van de tekst bepalen. Nadien ga je ook de deelgedachte van elke alinea vastleggen. Je zal hiervoor delen van de tekst moeten herlezen.

Slide 27 - Slide

De hoofdgedachte bepalen

De hoofdgedachte is het onderwerp en wat daarover verteld wordt. Tips:
1. De hoofdgedachte is altijd één volledige zin.
2. De hoofdgedachte is nooit een vraag.
Je vindt de hoofdgedachte meestal in de inleiding of het slot van de tekst.

Slide 28 - Slide

Deelgedachte alinea 1

Slide 29 - Open question

Deelgedachte alinea 2

Slide 30 - Open question

Deelgedachte alinea 3

Slide 31 - Open question

Deelgedachte alinea 4

Slide 32 - Open question

Deelgedachte alinea 5

Slide 33 - Open question

Deelgedachte alinea 6

Slide 34 - Open question

Deelgedachte alinea 7

Slide 35 - Open question

Hoofdgedachte volledige tekst

Slide 36 - Open question

Tekststructuren
Probleemstructuur
Onderzoeksstructuur
Maatregelstructuur
Evaluatiestructuur
Handelingsstructuur

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Maatregelstructuur
Onderzoeksstructuur
Handelingsstructuur
Evaluatiestructuur
“100 km/u op Nederlandse snelwegen”
“Zijn jongeren sterker dan hun oudere generaties?”

“Pasta met balletjes en shiitake"
“De kijktip voor het verlengd weekend: ‘Into the Night

Slide 39 - Drag question

Kies 1 onderwerp en bekijk het fragment. Beantwoord vervolgens de vragen die bij deze tekststructuur horen (zie oef 1 op de vorige pagina).

Slide 40 - Slide

Signaalwoorden
Maak oef 1 en 2.
Schat zelf in of je nog meer oefeningen nodig hebt (zie Google Classroom).

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Een goede alinea formuleren/schrijven

Slide 44 - Slide

Een alinea is een thematisch afgebakend onderdeel van een tekst dat bestaat uit een kernzin en uitwerkingszinnen. De alinea wordt afgesloten met een slotzin of een overgangszin die zorgt voor een vlotte overgang naar de volgende alinea. Om verbanden tussen verschillende alinea’s te leggen, maak je gebruik van signaalwoorden.

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

2. Waarom is deze zin de kernzin en de rest van de alinea de uitwerking?

Slide 48 - Open question

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Wat is de relatie tussen de kernzin en de rest van de alinea?

Slide 51 - Open question

Slide 52 - Slide

c-b-a-d

Slide 53 - Slide

Slide 54 - Slide

Bedank een goede kernzin.

Slide 55 - Open question

Slide 56 - Slide

“Waarom is taalvaardigheid belangrijk bij verdere studies?”


Stap 1: de vraag analyseren

Slide 57 - Slide

Welke informatie heb je nodig om de vraag te beantwoorden?
A
de moeilijkheden die het gevolg zijn van een slechte taalvaardigheid
B
de oorzaken
C
oplossingen
D
het belang in verdere studies

Slide 58 - Quiz

“Waarom is taalvaardigheid belangrijk bij verdere studies?”


Stap 2: Welke elementen moet je verwerken?
  • Welke moeilijkheden worden aangehaald?
  • Wat moeten leerlingen kunnen (en kunnen ze nu niet)?

Slide 59 - Slide

Taaltaak
Je zal een taaltest afleggen.
Hoeveel denk je dat je zal halen?

Slide 60 - Slide

Slide 61 - Slide

Hoeveel denk je dat je zal halen?
7 of minder goede antwoorden.
8 of 9 goede antwoorden
10 of 11 goede antwoorden
12 of 13 goede antwoorden
14 of 15 goede antwoorden

Slide 62 - Poll