1.2 Kernbegrippen bij maatschappijleer

Thema's Maatschappijleer
1.2 Kernbegrippen bij Maatschappijleer
1 / 30
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema's Maatschappijleer
1.2 Kernbegrippen bij Maatschappijleer

Slide 1 - Slide

Even terug naar 1.1 Gedragsregel of wet?
maximumsnelheid 100 km per uur op de autosnelweg
Iedereen heeft recht op het minimumloon
Ter begroeting geef je een hand
Je staat je zitplaats af aan een zwangere vrouw in de bus of trein
In het klaslokaal zijn mobiele telefoons verboden
wet
gedragsregel
wet
gedragsregel
wet

Slide 2 - Drag question

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je...

  • In eigen woorden uitleggen wat de kernbegrippen van   maatschappijleer zijn
  • Weet je waarom je die kernbegrippen nodig hebt

Slide 3 - Slide

KERNBEGRIPPEN:
  • Waarden en normen
  • Belangen
  • Macht
  • Sociale ongelijkheid

Slide 4 - Slide

Waarom?
  • De kernbegrippen helpen je bij het herkennen en onderzoeken van maatschappelijke problemen

Slide 5 - Slide

LET OP!
Al deze begrippen zijn EXTREEM belangrijk bij het vak maatschappijleer.

De begrippen komen IEDER hoofdstuk weer terug!

Slide 6 - Slide

Waarden & normen:
Waarden zijn principes die je belangrijk vindt in het leven.
* eindigen vaak op -heid (gezondheid, eerlijkheid, vrijheid)
* zijn altijd positief 

Normen zijn regels over hoe jij en anderen zich moeten gedragen en horen altijd bij een waarde (als vriendschap een waarde is dan is de norm die erbij hoort: echte vrienden steun je door dik en dun)

Slide 7 - Slide

Noem drie Nederlandse basiswaarden

Slide 8 - Open question

Belangen:
Belang =
het voordeel dat je ergens bij hebt

Belangentegenstelling;
het belang van de één botst met het belang van de ander

Slide 9 - Slide

Welke belangen hebben scholieren?

Slide 10 - Mind map

Horeca personeel
Jongeren 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Noem een belang dat zowel de jongeren als het horeca personeel hebben:

Slide 13 - Open question

Noem een tegengesteld belang dat de jongeren & het horeca personeel hebben:

Slide 14 - Open question

Macht: 
Macht: de mogelijkheid om het (denk)gedrag van anderen te beïnvloeden.

Machtsmiddelen: de middelen waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Machtsmiddelen:

  • Functie of beroep
  • Kennis en vaardigheden
  • Aanzien en status
  • Overtuigingskracht
  • Aantal mensen dat gezamenlijk iets wil
  • Toegang tot de media
  • Toegang tot invloedrijke mensen of politici
  • Het gebruik van geweld

Slide 17 - Slide

Je hebt al dagen buikpijn en gaat naar een dokter.
A
Functie of beroep
B
Kennis en vaardigheden
C
Overtuigingskracht
D
Het gebruik van geweld

Slide 18 - Quiz

Je docenten willen meer salaris en gaan staken en demonstreren.
A
Functie of beroep
B
Kennis en vaardigheden
C
De hoeveelheid mensen die gezamenlijk iets wil
D
Het gebruik van geweld

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Link

Je docent vertelt een geweldig verhaal en je zit geboeid te luisteren.
A
Functie en beroep
B
Kennis en vaardigheden
C
Overtuigingskracht
D
Het gebruik van geweld

Slide 21 - Quiz

De politie en ME vegen de binnenstad van Groningen leeg na rellende supporters.
A
Functie of beroep
B
Kennis of vaardigheden
C
Toegang tot de media
D
Het gebruik van geweld

Slide 22 - Quiz

Sociale ongelijkheid
Niet iedereen heeft dezelfde kansen in de samenleving.

  • discriminatie op de arbeidsmarkt
  • inkomensverschillen
  • man/vrouw

Slide 23 - Slide

Aan de slag!
Lezen en maken:
Lesboek blz. 10 - 11
Werkboek blz. 8-11 Opdracht 1-13 
timer
20:00

Slide 24 - Slide

1.2 Kernbegrippen bij maatschappijleer
Leerdoelen van deze les behaald?

Slide 25 - Slide

  • Leg in eigen woorden uit wat de kernbegrippen van maatschappijleer zijn
  • Vertel waarom je die kernbegrippen nodig hebt

Slide 26 - Slide

Definieer 'waarden' en 'normen''

Slide 27 - Open question

Noem de drie basiswaarden die in de Nederlandse maatschappij centraal staan

Slide 28 - Open question

Noem minstens vier machtsmiddelen

Slide 29 - Open question

Noem de vier kernbegrippen die in deze paragraaf besproken werden

Slide 30 - Open question