adjectives and adverbs + quizziz
1 / 25
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat is een zelfstandig
naamwoord en geef een voorbeeld
in het Engels
naamwoord en geef een voorbeeld
in het Engels
Slide 3 - Mind map
Slide 4 - Slide
Wat is een bijvoeglijk
naam woord en geef een
voorbeeld in het Engels
naam woord en geef een
voorbeeld in het Engels
Slide 5 - Mind map
Slide 6 - Slide
Wat is een werkwoord
en geef een voorbeeld hiervan
in het Engels
en geef een voorbeeld hiervan
in het Engels
Slide 7 - Mind map
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Link
Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
Please, can you speak a bit more slow/slowly ?
Please, can you speak a bit more slow/slowly ?
A
slow
B
slowly
Slide 16 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
She has a beautiful/beautifully voice.
She has a beautiful/beautifully voice.
A
beautiful
B
beautifully
Slide 17 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
She always smiles so happy/happily?
She always smiles so happy/happily?
A
happy
B
happily
Slide 18 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
We live in a quiet/quietly neighbourhood.
We live in a quiet/quietly neighbourhood.
A
quiet
B
quietly
Slide 19 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
My dad sings terrible/terribly.
My dad sings terrible/terribly.
A
terrible
B
terribly
Slide 20 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
My grandmother is a funny/funnily woman.
My grandmother is a funny/funnily woman.
A
funny
B
funnily
Slide 21 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
John often drives too dangerous/dangerously.
John often drives too dangerous/dangerously.
A
dangerous
B
dangerously
Slide 22 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord of bijwoord?
I could answer the questions easy/easily.
I could answer the questions easy/easily.
A
easy
B
easily
