Les 1 Par. 9 persoonsvorm in enkelvoudige zinnen

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom 3k2
1. Pak je opgeladen laptop
2. Ga naar lessonup.app en log in

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

* herhaling cursus 1 paragraaf 7 Werken met het stappenplan
* vragen huiswerk doornemen
* start Persoonsvorm in enkelvoudige zinnen

Slide 3 - Slide

VORIGE LES

-afspraken besproken
-toetsdata/pta-data
-stappenplan lezen
-huiswerk

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Hoofdgedachte
  • Het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd is de hoofdgedachte. Vinden door precies lezen.

  • Dat is wel een hele zin, maar geen vraagzin!

  • Ook de hoofdgedachte vind je meestal in de inleiding of aan het einde van de tekst

Slide 6 - Slide

oriënterend lezen
globaal lezen
precies lezen
doel: precies weten waar de tekst over gaat
doel: het onderwerp van de tekst vinden
doel: de deelonderwerpen van de tekst vinden

Slide 7 - Drag question

Op welke vraag moet je antwoord geven om het onderwerp te vinden?

Slide 8 - Open question

Het onderwerp is hetzelfde als de hoofdgedachte
A
ja
B
nee
C
soms
D
nee, tekstdoel wel

Slide 9 - Quiz

Op welke vraag moet je antwoord geven om de hoofdgedachte te vinden?

Slide 10 - Open question

Hoe goed kun jij al werken met het stappenplan lezen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Vragen over het huiswerk?

Slide 12 - Slide

Doel van de les

Je kunt de persoonsvorm in enkelvoudige zinnen in tegenwoordige en verleden tijd juist spellen.

Slide 13 - Slide

Persoonsvorm
tegenwoordige en verleden tijd

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Tegenwoordige tijd
Noteer eerst de stam van het werkwoord;

 Alleen de stam:
ik loop - ik vind     /      loop jij - vind jij

Heb je te maken met iets of iemand anders, dan schrijf je stam + t:
hij loopt - Pieter vindt - jij wordt

Tip: Zet wanneer je dit niet goed hoort i.v.m. een -t klank in stam een ander werkwoord neer (bijvoorbeeld lopen). Dan hoor je namelijk of er wel of geen -t achter de stam komt. 

Slide 16 - Slide

Kies de juiste persoonsvorm voor de zin:

Ik (melden) me voor vandaag ziek.
A
meld
B
meldt
C
melt
D
meltd

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste persoonsvorm voor de zin:

De school (worden) morgen officieel geopend.
A
word
B
wort
C
wortd
D
wordt

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste persoonsvorm voor de zin:

(vinden) jij dat worstenbroodje lekker?
A
Vint
B
Vindt
C
Vind
D
Vintd

Slide 19 - Quiz

Verleden tijd
Voor je de spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd kunt bepalen, moet je eerst weten of je met een sterk of een zwak werkwoord te maken hebt. 

Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd:
loop - liep      zwem - zwom    doen - deed     blaas - blies 

Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd:
werk - werkte     bellen - belde      brand - brandde     praat - praatte


Slide 20 - Slide

Wat voor werkwoord is:

klimmen
A
sterk
B
zwak

Slide 21 - Quiz

Kies de juiste persoonsvorm voor de zin:

Johan (worden) vrijdag 14 jaar.
A
word
B
wordt
C
wort
D
wortd

Slide 22 - Quiz

Wat voor werkwoord is:

gaan
A
sterk
B
zwak

Slide 23 - Quiz

Wat voor werkwoord is:

rennen
A
sterk
B
zwak

Slide 24 - Quiz

Wat voor werkwoord is:

fluiten
A
sterk
B
zwak

Slide 25 - Quiz

Wat voor werkwoord is:

tekenen
A
sterk
B
zwak

Slide 26 - Quiz

Wat voor werkwoord is:

ruiken
A
sterk
B
zwak

Slide 27 - Quiz

Wat voor werkwoord is:

lachen
A
sterk
B
zwak

Slide 28 - Quiz

Schrijf de persoonsvorm juist op.

tt - Morgen (melden) ik mij ziek.

Slide 29 - Open question

Schrijf de persoonsvorm juist op.

tt - Zoiets (gebeuren) mij niet.

Slide 30 - Open question

Schrijf de persoonsvorm juist op.

tt - (branden) je eten niet aan?

Slide 31 - Open question

nu maken + huiswerk
NU: Spelling par. 9:   opdracht 1 t/m. 4 

HW (donderdag 15 mei) : Spelling par.9 opdracht 6b en 7b
 

Slide 32 - Slide

Bedankt!!!
Bedankt voor het 
meedoen!!!

Slide 33 - Slide

Ik kan de persoonsvorm in enkelvoudige zinnen in tegenwoordige en verleden tijd juist spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll