Thema 3 Genetica les 3

Thema 3 Genetica
Basisstof 3 monohybride kruisingen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 3 Genetica
Basisstof 3 monohybride kruisingen

Slide 1 - Slide

Monohybride kruisingen
Hoe pak je een kruisingsopdracht aan?
In welke verhoudingen komen nakomelingen voor?
Met welke testkruising bepaal je of organisme homozygoot of heterozygoot is?

Hou pen en papier bij de hand!

Slide 2 - Slide

Wat is een monohybride kruising?
A
Twee chromosomen kruisen
B
Nakomelingen maken en kijken wat er gebeurt in de genen.
C
Overerving van één erfelijke eigenschap van ouders naar kind
D
Het tegenovergestelde van een polyhybride kruising

Slide 3 - Quiz

Herhaling...

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

- 257 wit
- 749 paars

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Monohybride kruisingen
Hoe pak je dit aan? 
  1. Betekenis van de allelen 
  2. Genotype van ouders 
  3. Kruisingtabel opstellen



Het gen voor vachtkleur erft dominant over.
Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Monohybride kruisingen
Hoe pak je dit aan? 
  1. Betekenis van de allelen 
  2. Genotype van ouders 
  3. Kruisingtabel opstellen

  4. Verhouding tussen genotypen noteren
  5. Verhouding tussen fenotypen noteren


Het gen voor vachtkleur erft dominant over.
Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
 

Slide 10 - Slide

Genotypen ouders en verhoudingen F1
  • P AA x aa: F1 heeft 100% dominante fenotype
  • P Aa x aa: F1 dominant: recessief fenotype 1:1
  • Deze kruisingen (dominante ouder kruisen met recessieve ouder) noemt men een testkruising: er wordt uitgetest of ouder AA of Aa is (zie je aan F1!)
  • P Aa x Aa: F1 dominant: recessief fenotype 3:1

Slide 11 - Slide


Monohybride kruising
Een plant met grote bladeren wordt gekruist met een plant met kleine bladeren. Alle nakomelingen blijken kleine bladeren te hebben.
Wat is dominant en wat zijn de genotypen van de ouders?
A
Grote bladeren AA x aa
B
Grote bladeren Aa x aa
C
Kleine bladeren AA x aa
D
Kleine bladeren Aa x aa

Slide 12 - Quiz

Deze twee ouders krijgen een kind.
Het kind heeft blond haar.
Blond haar is recessief.
Wat is het genotype van de ouders?
A
bb x bb
B
Bb x Bb
C
BB x bb
D
Bb x bb

Slide 13 - Quiz

Wat is de verhouding in het fenotype in de F1?
A
1:3
B
1:2:1
C
1:1
D
3:2

Slide 14 - Quiz

Een homozygoot dominante bruine hengst en een grijze merrie krijgen een bruine veulen.

Wat kan het genotype zijn van deze veulen?
A
aa of Aa
B
Aa of AA
C
Aa
D
aa

Slide 15 - Quiz

Een parkiet blauwe mannetjes parkiet (recessieve kleur) wordt gekruist met een gele vrouwtjes parkiet (dominante kleur).
Zij krijgen samen 7 gele jongen.

Wat kun je met zekerheid zeggen over het genotype van de ouders?
En wat over het genotype van de jongen?
A
Heterozygoot
B
Homozygoot dominant
C
Homozygoot recessief
D
Hier kan hij niet achterkomen

Slide 16 - Quiz