H6 2BL en 2KL Getallen 6.1 FTK

Hoofdstuk 6     6.1
Getallen
1 / 47
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 6     6.1
Getallen

Slide 1 - Slide

Wat je al weet
  • plek van een cijfer in een getal bij cijferen
  • plus en min sommen
  • keer en gedeeld door
  • komma getallen
  • tafels

Slide 2 - Slide

Getalwaarde

Slide 3 - Slide

Cijferen
Cijferen

Slide 4 - Slide

Wat je gaat leren:
  • de getalwaarde bij decimale getallen
  • hoe de komma verschuift bij sommige  x  en  :  sommen bij veelvouden van 10
  • getallen met woorden
  • wat delers zijn
  • wat veelvouden zijn
  • wat even en oneven is
  • wat som, verschil, product, quotiënt, factoren en termen zijn

Slide 5 - Slide

Getalwaarde


  • Hoeveel is de 5 waard?

Slide 6 - Slide

Splitsen

Slide 7 - Slide

Getalwaarde

  • Hoeveel is de 5 waard?

Slide 8 - Slide

Getalwaarde


  • Hoeveel is de 5 waard?
  • vul dus vanaf de 5 t/m het plekje onder E aan met nullen

Slide 9 - Slide

1>...>0

Slide 10 - Slide

Getalwaarde


  • Hoeveel is de 8 waard?


Slide 11 - Slide

Getalwaarde

Slide 12 - Slide

vul aan t/m E

Slide 13 - Slide

Aanvullen t/m Eenheden

Slide 14 - Slide

Bij elke sprong van 10 verschuift de komma 1 plaats naar links of rechts.
komma verschuift

Slide 15 - Slide

Bij elke sprong van 100 verschuift de komma 2 plaatsen naar links of rechts.

Slide 16 - Slide

Grote getallen
  •                    1 000  =    duizend  (3 nullen)
  •           1 000 000  =  1 miljoen  (6 nullen)
  • 1 000 000 000  =   1  miljard  (9 nullen)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Getal met woord
  • 425
  • 38 duizend
  • 419,4 duizend
  • 2 miljoen
  • 2,8 miljoen

Slide 19 - Slide

Delers
  • Alle getallen waar je door kan delen en je antwoord een heel getal is
  • 12 : 3 = 4
  • Is 3 een deler van 12?
  • Ja want 4 is een heel getal
  • 12 : 5 = 
  • 12: 5 = 2,4
  • Is 5 een deler van 12?
  • Nee want 2,4 is een decimaal getal

Slide 20 - Slide

Veelvouden
  • Veelvouden zijn de antwoorden van de tafels
  • 1 x 8 = 8       
  • dus 8 is een veelvoud van 8
  • 6 x 8 = 48    
  • dus 48 is een veelvoud van 8
  • de eerste 2 antwoorden van de tafel van 8 zijn 8 en 16
  • dus 8 en 16 zijn de eerste 2 veelvouden van 8

Slide 21 - Slide

Even en oneven

Slide 22 - Slide

  • Elk getal dat niet op een heel getal uit komt als je het deelt door 2 is oneven.
  • 13 : 2 = 6,5 
  • 6,5 is geen heel getal dus 13 is oneven

Slide 23 - Slide

Even
  • Elk getal dat je door 2 kan delen en als antwoord een heel getal heeft is even
  • 12 : 2 = 6 
  • 6 is een heel getal
  • dus 12 is een even getal

Slide 24 - Slide

oneven
  • Elk getal dat niet op een heel getal uit komt als je het deelt door 2 is oneven.
  • 13 : 2 = 6,5 
  • 6,5 is geen heel getal dus 13 is oneven

Slide 25 - Slide

Som
  • Bij een som ga je optellen
  • Je telt termen bij elkaar op  
  • 20 + 7 = 27  
  • 20 en 7 zijn dus de termen 
  • Bij som doe je +

Slide 26 - Slide

Som
  • som = +
  • Wat is de som van 5 en 10?
  • 5 + 10 = 
  • 15
  • Wat zijn de termen van de som?
  • 5 en 10

Slide 27 - Slide

Verschil
  • Het verschil van 27 en 20 is 7
  • 27 - 20 = 7 
  • Bij verschil doe je -

Slide 28 - Slide

Verschil
  • Verschil = -
  • Wat is het verschil van 18 en 8?
  • 18 - 8=
  • 10

Slide 29 - Slide

Product
  • 4 x 5 = 20
  • Het product van 4 en 5 is 20 
  • de getallen die x elkaar gaan zijn de factoren 
  • Bij product doe je x

Slide 30 - Slide

Product
  • Product = x
  • Wat is het product van 3 en 9?
  • 3 x 9 =
  • 27
  • Wat zijn de factoren van 3 x 9 = 27?
  • 3 en 9

Slide 31 - Slide

Quotiënt
  • quotiënt = :
  • Wat is het quotiënt van 10 en 2?
  • 10 :2 = 
  • 5

Slide 32 - Slide

Quotiënt
  • Het quotiënt is het antwoord van een deling
  • 20 : 5 = 4
  • dus het quotiënt van 20 en 5 is 4 
  • Bij quotiënt deed je :

Slide 33 - Slide

Vooruitblik
VOORUITBLIK

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

2 x (7-3) + ✓4 =

Sleep de blauwe vakjes om
de goede volgorde te krijgen
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
✓4 = 2
(7-3) = 4
2 x 4 = 8
4 + 2 = 6
2 x 6 = 12
8 + 2 = 10

Slide 36 - Drag question

Hoeveel is de 7 waard?

Slide 37 - Open question

6 x 7 = 42
Sleep de getallen naar het juiste woord
factoren
product
42
6
7

Slide 38 - Drag question

8 + 11 = 19
Deze rekenkundige bewerking is een
A
quptïent
B
verschil
C
som
D
product

Slide 39 - Quiz

Het quotïent van 30 en 5 =
A
30
B
6
C
5
D
geen idee

Slide 40 - Quiz

74 is een
A
even getal
B
oneven getal

Slide 41 - Quiz

Schrijf de eerst 3 veelvouden op van 2

Slide 42 - Open question

Is 9 een deler van 27?
A
Nee
B
Ja

Slide 43 - Quiz

schrijf 25.000.000 als
een getal met een woord

Slide 44 - Open question

Wat is de waarde van de 5?
A
0,5
B
5
C
500
D
500

Slide 45 - Quiz

Schuif de som naar het juiste antwoord.
18769845
0,18769845
18769845,0000
1876,9845 : 10 000

Slide 46 - Drag question

34,98 x 1000

Hoeveel plaatsen verschuift de komma naar rechts?

Slide 47 - Open question