43 Hoofdletters

1 / 18
next
Slide 1: Video

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Met of zonder hoofdletter?
A
vmbo
B
VMBO

Slide 2 - Quiz

Met of zonder hoofdletters?
A
havo
B
HAVO

Slide 3 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren

Slide 4 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 5 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 6 - Quiz

Welk woord heeft géén hoofdletter?
A
Maastricht
B
Juli
C
Tim
D
Pasen

Slide 7 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 8 - Quiz

Welk woord heeft geen hoofdletter?
A
Engels
B
Amsterdamse
C
Noorden
D
Peugeot

Slide 9 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
koningin maxima
B
Koningin maxima
C
Koningin Maxima
D
koningin Maxima

Slide 10 - Quiz

alle schoolvakken schrijf je met een hoofdletter
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

maanden en dagen schrijf je met hoofdletter
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Dit woord schrijf je met een hoofdletter:
A
Winter
B
Mei
C
het IJ
D
Oost

Slide 13 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
zeeland
B
blauw
C
computer
D
zonnebloem

Slide 14 - Quiz

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven

Slide 15 - Quiz

Welk woorden moeten met een hoofdletter?

Elke zondag laat mevrouw de jong haar hond uit.
A
zondag, jong
B
zondag, de, jong
C
de, jong
D
jong

Slide 16 - Quiz


Welk woord is niet correct gespeld?
Uitleg
In een aanhef schrijf je de eerste verwijzing naar een naam altijd met een hoofdletter. Het is dus meneer Van Dalen, Jan van Dalen of meneer J. van Dalen. 
A
mevrouw van Zaalen
B
Katya van Zaalen
C
docente Van Zaalen
D
K.L. van Zaalen

Slide 17 - Quiz


Welk woord is niet correct gespeld?
Uitleg
Namen van landen, steden, rivieren en gebergtes schrijf je altijd met een hoofdletter. Datzelfde geldt voor delen of de inwoners van die landen of steden. De windstreken schrijf je met een kleine letter, dus het noorden, zuiden, oosten en westen. 
A
Noord-Holland
B
Noorden
C
Noren
D
Noorwegen

Slide 18 - Quiz