2.3 Formuletaal deel 2

2.3 deel 2
Naamgeving stoffen
Atoommassa en molecuulmassa
1 / 16
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2.3 deel 2
Naamgeving stoffen
Atoommassa en molecuulmassa

Slide 1 - Slide

Naamgeving stoffen
Triviale naam = naam in de volksmond, je weet hier niet welke atomen het molecuul bevat
Systematische naam = scheikundige naam, je weet nu wel welke en hoeveel atomen het molecuul bevat

Slide 2 - Slide

Verbindingen die uit 2 atoomsoorten bestaan

Naam = voorvoegsel (aantal) + naam atoom 1 + voorvoegsel + naam atoom 2 (=achtervoegsel)

Voorvoegsel:                               Achtervoegsel:

Slide 3 - Slide

VOORBEELD
1. Geef de naam van N2O4.
  • N = stikstof, dit zijn er 2 dus voorvoegsel 'di'
  • distikstof
  • O = oxide, dit zijn er 4 dus voorvoegsel 'tetra'
  • tetraoxide
  • distikstoftetraoxide

Slide 4 - Slide

VOORBEELD
2. Wat is de formule van dibroommonosulfide?
  • de formule bestaat uit dibroom en monosulfide
  • dibroom = 2x broom 
  • Br2
  • monosulfide = 1x sulfide
  • S
  • Br2S

Slide 5 - Slide

Wanneer bij het eerste atoom het voorvoegsel 'mono' gebruikt wordt, wordt deze weggelaten. LET OP: alleen bij het eerste atoom, niet bij het tweede!


CO2
  • 1x C  
  • monokoolstof
  • 2x O 
  • dioxide
  • dus: monokoolstofdioxide, maar de eerste mono laten we weg: koolstofdioxide
 
        


CO 
  • 1x C 
  • monokoolstof
  • 1x O 
  • mono-oxide
  • dus: monokoolstofmono-oxide, eerste mono laten we weg (tweede niet):
    koolstofmono-oxide

Slide 6 - Slide

Wat is de naam van P2O3?
A
difluortrioxide
B
difosfortrioxide
C
monofosfordioxide
D
trifluordioxide

Slide 7 - Quiz

Wat is de formule van diwaterstofmono-oxide?
A
HO2
B
N2O
C
H2O
D
NO2

Slide 8 - Quiz

Wat is de naam van NO?
A
stikstofdioxide
B
monostikstofmono-oxide
C
stikstofmono-oxide
D
distikstofmono-oxide

Slide 9 - Quiz

Atoommassa
Elk atoom heeft een bepaalde massa
Atomen zijn ontzettend klein en 
hebben dus een hele kleine massa.

De massa wordt weergegeven in u 
(unit).
1u = 1,66 x 10-24 g

Slide 10 - Slide

Waar vind je de atoommassa?
Periodiek systeem blz 220

Atoommassa
  • Molecuulmassa van N2O:
  • 2x N
  • 2x 14,01 = 28,02 u
  • 1x O
  • 1x 16,00 = 16,00
  • 28,02 + 16,00 = 44,02 u
  • Molecuulmassa = atoommassa's bij elkaar optellen!

Slide 11 - Slide

Wat is de molecuulmassa van H2O?
A
18,016 u
B
33,008 u
C
18,016 g
D
33,008 g

Slide 12 - Quiz

Wat is de molecuulmassa van koolstofdioxide?
A
28,02 u
B
30,01 u
C
44,01 u
D
56,02 u

Slide 13 - Quiz

N2Ox, waarbij x onbekend is, heeft een molecuulmassa van 76,02 u.
Welk getal moet x zijn?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

Massapercentage van atoom in molecuul
m% =

deel = massa van atoomsoort
geheel = massa van molecuul
geheeldeelx100
  • m% zuurstof in glucose (C6H12O6)
  • m% = (zuurstof / glucose) x 100  
  • massa zuurstof: 6x O
  • 6x 16,00 = 96,00 u
  • massa glucose = (6xC)+(12xH)+(6xO)
  • (6x 12,01) + (12x 1,008) + (6x 16,00) = 180,16 u
  • m% = (96,00/180,16)x100 = 53,29 %

Slide 15 - Slide

Bereken het m% waterstof in water
A
11,2%
B
66,7%
C
3,2%
D
3,05%

Slide 16 - Quiz