Framing

Framing
De kracht van taal
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Framing
De kracht van taal

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is framing?

Slide 3 - Mind map

Wat is framing? 
= een bepaald deel van de werkelijkheid tonen, maar niet alles ...
= bepaalde delen van de werkelijkheid extra benadrukken (emoties opwekken) / andere delen bewust weglaten 
 
= (on)bewust gebruiken van woorden die negatieve of positieve associaties oproepen 

DOEL = iemands mening beïnvloeden OF manipuleren

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Hoe noem je de gevoelswaarde van een woord?
A
Denotatie
B
Connotatie
C
Eufemisme
D
Dysfemisme

Slide 6 - Quiz

In welke sectoren zou men framing gebruiken?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Opdracht
Nu is het aan jullie! Ga zelf eens na hoe een bepaalde gebeurtenis wordt geframed in de media. Je gaat op zoek naar minstens twee krantenartikels en analyseert hoe de gebeurtenissen in de krantenartikels geframed worden.  Je mag voor deze opdracht alleen of per twee werken.  

  • Vragen: zijn de woorden die gebruikt worden eerder positief of negatief? 
  • Noteer alle woorden met een positieve  en alle woorden met een negatieve connotatie. 
  • Zoek een synoniem met een andere connotatie (positief - neutraal - negatief) voor minstens 5 woorden. 
  • Herschrijf beide krantenkoppen naar een ander frame. 

Slide 10 - Slide

Inspiratie kranten

Slide 11 - Slide

Plusopdracht
Je mag voor deze opdracht alleen of per twee werken. Voor de bespreking van het betekenisverschil tussen beide krantenartikels zoek je een partner. Dit dien je dus wel per twee te doen.
  • Je gaat bewust op zoek naar een artikel over dezelfde gebeurtenis dat in de ene krant positief en in de andere krant negatief geframed wordt. 
  • Je vergelijkt de positieve en negatieve woorden met elkaar.
  • Neemt de journalist een ander standpunt aan tegenover de gebeurtenissen?
  • Welke frames vind je terug? 
  • Hoe draagt het gebruikte frame bij aan het creëren van betekenis? 
  • Bespreek met je partner de betekenisverschillen tussen beide artikels. Wat valt er op? 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Samenvatting

Slide 14 - Slide