This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Aan elkaar of los?
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Pak pen en papier en doe mee.
Slide 9 - Slide
Welke woorden moet je aaneenschrijven? Het zijn er 17.
timer
10:00
Slide 10 - Slide
Kamperen is een vorm van openluchtrecreatiewaarbij men in een tent, caravan, camper of andere eenvoudige recreatiewoning op een buitenterrein verblijft. Er zijn speciaal daarvoor ingerichte locaties: campings.
Bij kamperen neemt men genoegen met relatief weinig luxe, vaak met de bedoeling om van de natuur te genieten en tot rust te komen. Ook het informele karakter van deze vorm van overnachten, kan een belangrijke reden zijn om ervoor te kiezen.
Vaak gaat kamperen gepaard met andere buitenactiviteiten, zoals wandelen, vissen of mountainbiken.
De nacht doorbrengen op niet daarvoor aangewezenlocaties (buiten officiële kampeerplaatsen) wordt vaak beperkt door de wet. De gedachte hierbij is dat het zogenaamde wildkamperen voor overlast kan zorgen. Zo zouden veel mensen hun afvalachterlaten op de plaats waar ze gekampeerd hebben. In Schotland en Zweden is wildkamperen echter officieel toegestaan.
Slide 11 - Slide
Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil
Slide 12 - Quiz
Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning
Slide 13 - Quiz
Aan elkaar of los?
A
liefdesscène
B
liefdes scène
Slide 14 - Quiz
Aan elkaar of los?
A
er onderdoor
B
eronderdoor
Slide 15 - Quiz
Aan elkaar of los?
A
twaalfduizend
B
twaalf duizend
Slide 16 - Quiz
Aan elkaar of los?
A
driemiljard
B
drie miljard
Slide 17 - Quiz
Aan elkaar of los?
A
adem benemendevoorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adembenemende voorstelling
Slide 18 - Quiz
Aan elkaar of los?
A
trein en bus verkeer
B
treinenbusverkeer
C
trein- en bus verkeer
D
trein- en busverkeer
Slide 19 - Quiz
Leg het betekenisverschil uit tussen: 'Franse kaasfabriek' en 'Franse-kaasfabriek'.
Slide 20 - Open question
Aan de slag
§6 Aan elkaar of los
Maak opdracht 3 en 4 uit je lesboek, 259 (of online).
Klaar? Werk verder aan je fictiedossier (=boekopdrachten, zie Magister, opdrachten).