* 1e en 4e naamval 'ein Gruppe' en 'der Gruppe' (ook de woordjes van de 'der und ein Gruppe + vertaling N-D)
* vervoeging regelmatige werkwoorden
- ook werkwoorden die eindigen op -d of -t
- ook werkwoorden die eindigen op -ern of -eln
* Modalverben (dürfen, können, mögen, ...)
* vervoeging 'haben und sein'. Tegenwoordige en verleden tijd
* voltooide deelwoorden