Hfst 5, paragraaf 1

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

BBP en welvaart

Je kent voorbeelden waarom het BBP een beperkte welvaartsmaatstaf is.

Je begrijpt hoe de lorenzcurve de inkomensverdeling weergeeft 

Groen BBP

Houdt rekening met de vervuiling van het milieu. BBP - Kosten beperken vervuiling

!!!!Externe effecten!!!!

BBP houdt geen rekening met negatieve externe effecten. Milieuvervuiling is extern effect want:

Extern: zit niet bij de kostprijs in

Negatief: Gaat ten koste van de welvaart
Positief extern effect onderwijs:hoger onderwijs --> gezondere bevolking: Scheelt kosten maatschappij aan gezondheidszorg

HDI

Human Development index:

Kijkt naar de ontwikkeling in landen wat betreft de volgende onderdelen:

- Levensverwachting

- Scholing

- Inkomen

BBP zegt iets .. maar zeker niet perfect

BBP blijkt geen perfecte maatstaf voor meten van welvaart, 

niet meegenomen:

• onbetaalde arbeid
• negatieve externe effecten
• ongelijke inkomensverdeling
• consumentensurplus

Klassenopdracht

Schrijf je inkomen van de vorige maand op en reken dat om naar een jaar. 

Schrijf het totale jaarinkomen op een stuk papier

Sorteer het inkomen 

Links in de klas --> Laagste inkomens

Rechts in de klas --> Hoogste inkomens

Verdeel de klas in gelijke groepen van 20%. 

Bereken het totaal inkomen van de hele groep waar je bij staat. Dit geef je door aan de topeconoom die dit organiseert

Hoeveel %?

Hoeveel % van het totaal verdienen jullie als groep? Bereken het en noteer dit getal. Geef ook door aan die topeconoom voorin. 

lorenz curve

horizontale as:

• bevolking van 0 tot 100%, geordend op inkomen (hier: groepjes van 10%)

verticale as:

• het inkomen dat CUMULATIEF wordt verdient van het totale inkomen

• je start bij 0% en eindigt bij 100%

Hoe verder de curve van de diagonaal afligt, hoe schever het inkomen is verdeeld.

1. Waar
2. Niet waar
3. kan je niet zeggen
4. Die diagonaal heeft geen betekenis

Lorenzcurve: hoeveel % van de inkomsten gaat naar de 25% rijkste mensen van de bevolking?

1. Ongeveer 5%
2. Ongeveer 25%
3. Ongeveer 55%
4. Ongeveer 75%

Hoofdstuk 5

Hfst 4:

Paragraaf 2, vraag 1,2,3,4

Paragraaf 3, vraag 4 en 6

Hoofdstuk 5:

Paragraaf 1, vraag 2,4,5,7