grammatica 5 wwg en nwg

Grammatica 
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

  • Persoonsvorm en alle andere werkwoorden in de zin.
  • Geeft aan wat het onderwerp DOET.
  • Voorbeeld: Wij GAAN SPORTEN.
  • Naamwoordelijk gezegde
  • Alle werkwoorden in de zin
    + koppelwerkwoord +                 zelfst.nw. of bijv.nw.
  • Geeft aan wat onderwerp IS
  • Voorbeeld:Wij zijn KAMPIOEN GEWORDEN.
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide



1) DOET het onderwerp iets?
2) JA! Zoek dan alle ww.
3) Samen met pv=wwg


1) IS het onderwerp iets?
2) JA!- dan nwg
3) Zoek alle ww. in de zin.
4) Er moet een kww bij zijn.
5) Zoek woorden die zeggen wat ow doet (bn of zn).
6) Alles samen=nwg
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Slide

Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?: Hij werd gisteren ziek.
A
werkwoordelijk
B
naamwoordeljk

Slide 7 - Quiz

Zoek gezegde: Wij worden de beste sporters van de school.
A
wwg=worden
B
nwg=worden de beste sporters
C
nwg=worden de beste sporters van de school
D
wwg=worden sporters

Slide 8 - Quiz

Zoek gezegde: Wij schijnen de hele tijd met de zaklantaarn.
A
wwg=schijnen
B
nwg=schijnen de hele tijd
C
nwg=schijnen met de de zaklantaarn
D
wwg=schijnen de hele tijd

Slide 9 - Quiz

Aan het werk!
Cursus 5 - Grammatica
Paragraaf 5 - Alle opdrachten
Paragraaf 3 - Opdracht 1, 2 en 4

Slide 10 - Slide