4.4 grammar & express yourself

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

	Vak: Engels Hoofdstuk: 4.4 Grammar & express yourself
1.	Lesson opening
2.	Lesson goals
3.	Arrangements + Mini-check
4.	Instruction
5.	Supervised practice
6.	Work independently
7.	Evaluation

1. Lesson opening

Take your English book but keep it closed.

Homework check: 

2. Lesson goals

After this lesson: 

- ken je de grammar van de gerund

- ken je de grammar van this/that/these/those

- ken je de grammar van have to

3. Arrangements

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie. 

Krystian, Jessica, Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Jaysen & Zouhir

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen en samen begeleid inoefenen.

Niek

Mini-check

Iedereen doet mee met de mini-check. 

Use the Gerund 

Een goede gerund is

1. We are eating right now
2. I love eating outside

This / That / These/ Those

1. This pencil here looks sharp
2. That pencil here looks sharp
3. These pencil here looks sharp
4. Those pencil here looks sharp

Kies: This / That / These/ Those

1. This dogs here are happy.
2. That dogs here are happy.
3. These dogs here are happy.
4. Those dogs here are happy.

Kies: don't have to of doesn't have to

1. She don't have to work today
2. She doesn't have to work today

Kies: don't have to of doesn't have to

1. I don't have to listen to you
2. I doesn't have to listen to you

Wie maakt wat:

3 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:

Je maakt 4.4 opdracht 42 t/m 44 op blz. 39/40 

en opdracht 38a op blz. 43.

De rest doet mee met de instructie.

4. Instruction

Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

enkelvoud                                      enkelvoud

meervoud                                     meervoud

Grammar: have to

• Om te zeggen dat iets moet (verplicht wordt) gebruik je have to + hele werkwoord.
  

I have to clean.

You have to clean.

He / she / it has to clean.

We have to clean.

You have to clean.

They have to clean.

I don't have to clean.

You don't have to clean.

He / she / it doesn't have to clean.

We don't have to clean.

You don't have to clean.

They don't have to clean.

Bevestigend

Ontkennend

5. Supervised practice

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis & verdiept)?

Je gaat zelfstandig 4.4 opdracht 42 t/m 44 op blz. 39/40 

en opdracht 38a op blz. 43.

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?

Niek (of vind je het lastig): Dan maken we samen opdracht 42

6. Work independently

Je maakt zelfstandig 4.4 opdracht 42 t/m 44 op blz. 39/40 en opdracht 38a op blz. 43.

Ben je klaar?

1. Nakijken en verbeteren

2. Vocabulary 4.4 leren (via het boek of Quizlet). 

3. Leren phrases writing of irregular verbs die horen bij de past simple

7. Evaluation

How did the lesson go? 

Do you have questions or did you find something difficult? 

Lesson goals: 

- ken je de grammar van de gerund?

- ken je de grammar van this/that/these/those?

- ken je de grammar van have to?

8. Homework & Tests

Homework:

Friday April 26th

4.4 opdracht 42 t/m 44 en 38a

Tests: