Lesson 13. 2/2 (Teams Les)

What are we going to do today?
- Grammar revision 
- Countries and Cultures 
- Words 

Lesson goal: 
At the end of the lesson you know how to use Demonstrative Pronouns in 3 sentences. 
1 / 40
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

What are we going to do today?
- Grammar revision 
- Countries and Cultures 
- Words 

Lesson goal: 
At the end of the lesson you know how to use Demonstrative Pronouns in 3 sentences. 

Slide 1 - Slide

Grammar E: meervoud
Plurals = meervoud. 

In het Engels zet je een woord meestal in het meervoud door een ‘s’ aan het woord toe te voegen. 

room – rooms  
grape – grapes  
glass – glasses

Slide 2 - Slide

Plurals
Sommige woorden hebben een andere spelling in het meervoud.  
Eindigt een woord op een medeklinker + y, dan verandert de -y in -ies. 
one baby – two babies  
one party – two parties

Eindigt een woord op een medeklinker + o, dan wordt -es toegevoegd.  
one tomato – two tomatoes  
one potato – two potatoes

Slide 3 - Slide

Some and Any
De woorden some en any betekenen 'wat' of ‘enkele’. Je gebruikt het in zinnen als je het over niet-specifieke hoeveelheden of aantallen hebt.  

Je gebruikt some in vragen waarvan je verwacht dat het antwoord 'ja' is en in bevestigende zinnen. 

Can I have some water, please?  
You can have some water. 

Slide 4 - Slide

Some and Any
In ontkennende zinnen gebruik je any. Voor de meeste vragen gebruik je ook any. 

I don’t have any apples at the moment.  
Do you have any apples?  

There aren’t any cookies left.  
Are there any cookies left? 

Slide 5 - Slide

Demonstrative pronouns
Demonstrative pronouns = aanwijzende voornaamwoorden. 
Aanwijzende voornaamwoorden in het Nederlands zijn: 
- die 
- dat
- deze 
Je gebruikt ze als je iets aanwijst. bijvoorbeeld: 
- Die tafel daar. 
- Deze schoenen die ik draag. 

Slide 6 - Slide

In het Engels heb je ook aanwijzende voornaamwoorden. 
 
Enkelvoud: This, That 

Meervoud: These, Those 

Slide 7 - Slide


This en these gebruik je voor voorwerp(en) die dichtbij staan. 
- This book that I am reading (enkelvoud)
- These pens in my pencil case. (meervoud)

That en those gebruik je voor voorwerp(en) die veraf staan. 
- That dog across the street. (enkelvoud) 
- Those cars parked over there (meervoud). 

Slide 8 - Slide

Wat is het meervoud van:
Bag

Slide 9 - Open question

Wat is het meervoud van:
Box

Slide 10 - Open question

Wat is het meervoud van:
Shoe

Slide 11 - Open question

Wat is het meervoud van:
Bicycle

Slide 12 - Open question

Wat is het meervoud van:
Glass

Slide 13 - Open question

Wat is het meervoud van:
Teeth

Slide 14 - Open question

Excuse me sir, do you have …… money for me?
'No, I'm sorry'.
A
Some
B
Any

Slide 15 - Quiz

Waiter, could I have …. water please?
'Yes, of course'.
A
Some
B
Any

Slide 16 - Quiz

Welke twee aanwijzende voornaamwoorden gebruik je voor dichtbij?

Slide 17 - Open question

Welke twee aanwijzende voornaamwoorden gebruik je voor veraf?

Slide 18 - Open question

.... cup of coffee in front of me.
A
this
B
that

Slide 19 - Quiz

..... two books on the other side of the room.
A
These
B
Those

Slide 20 - Quiz

Countries and Cultures
Australia 

Slide 21 - Slide

Do: 
Exercise 36 Countries And Cultures Australia. 

timer
10:00

Slide 22 - Slide

Vertaal:
reizen

Slide 23 - Open question

tastes

Slide 24 - Open question

ontslag nemen

Slide 25 - Open question

smaak

Slide 26 - Open question

toevoegen

Slide 27 - Open question

toast

Slide 28 - Open question

cheese

Slide 29 - Open question

mushroom

Slide 30 - Open question

serve

Slide 31 - Open question

peanut butter

Slide 32 - Open question

maken

Slide 33 - Open question

package

Slide 34 - Open question

aanbieding

Slide 35 - Open question

cheap

Slide 36 - Open question

blik

Slide 37 - Open question

groenten

Slide 38 - Open question

bag

Slide 39 - Open question

Homework
Zorg dat je opdracht 36 vandaag af hebt. 

Leren woordjes chapter 3. 
Leren stones chapter 3. 
Leren grammatica chapter 3.

Slide 40 - Slide