Havo 4 Paragraaf 3.4

Havo 4 
Paragraaf 3.4
1 / 41
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Havo 4 
Paragraaf 3.4

Slide 1 - Slide

Paragraaf 4
Na bestudering van paragraaf 4 (5 & 6) heb je een beeld van de verschillende soorten stadswijken en hun belangrijkste kenmerken (locatie, bouwperiode, woningkenmerken, bewonerskenmerken en belangrijke processen die er spelen)

We starten met een introductiefilmpje. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

1
2
3
4
5

Slide 5 - Drag question

Benoem kort:
-welk type wijk? -wanneer gebouwd? -waar in de stad?

Slide 6 - Open question

arbeiderswijken eind 19e / begin 20e eeuw
-kleine woningen
-aan de rand van het stadscentrum
-soms probleemwijken maar vanwege aantrekkelijke architectuur (en vooral als er stadsvernieuwing heeft plaatsgevonden) én gunstige locatie steeds populairder onder hogere sociaal-economische klassen
-soms verdringing van de oorspronkelijke bewoners

Slide 7 - Slide

Benoem kort:
-wanneer gebouwd? -waar in de stad?
-vooral koop of vooral huur?

Slide 8 - Open question

Wijken met flats:
- vaak gebouwd in jaren '50 / '60 (ten tijde van de na-oorlogse woningnood)
- in gebieden aan de toenmalige rand van de stad
- relatief veel sociale huurwoningen 
-relatief veel vertegenwoordigd in categorie 'probleemwijken', ook wel 'aandachtswijken', 'krachtwijken', 'prioriteitswijken' of 'Vogelaarwijken' genoemd.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Kenmerken van 'vogelaarwijken'
of: aandachtswijken, prioriteitswijken, probleemwijken
Relatief veel goedkope huurwoningen
Relatief meer sociaaleconomisch kansarme bewoners
Kwalitatief minder goede woonomgeving
Welke wijken?
-Negentiende-eeuwse arbeiderswijken (niet geherstructureerd)
-Naoorlogse flatwijken

Slide 13 - Slide

Aansluitende examenvraag:

Slide 14 - Slide


Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Welke ontwikkeling maakte dat mensen vanaf de jaren '60 verder weg van hun werk in de stad konden gaan wonen en dus gingen sub-urbaniseren?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Groeikernen:

Slide 20 - Slide

Bekijk op de volgende site:
de groei van groeikern Nieuwegein tussen 1970 en 1990

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link

Een aansluitende examenvraag:

Slide 23 - Slide


Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Begrippen aantekening:
renovatie: opknappen van woningen
saneren: slopen en nieuwbouw voor in de plaats
herstructurering gaat nog een stapje verder: hierbij wordt de structuur van een wijk veranderd: bijvoorbeeld:
-koopwoningen in de plaats van huurwoningen
-een oud fabrieksgebouw wordt omgebouwd tot appartementencomplex

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Bekijk de volgende video 
en maak tijdens het kijken de vragen op p. 23/24 van je werkboek

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Vanaf jaren '90: Vinex-wijken
Bekijk de volgende filmpjes en maak aantekeningen:

-Leg de term Vinex uit
-Noteer de feiten en cijfers uit de filmpjes
-Noteer de woningkenmerken en bewonerskenmerken die worden genoemd

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Link

VINEX-wijken
-bouwperiode: vanaf jaren '90 van de 20e eeuw
-aan de rand van de stad vanuit het principe van het 'compacte stadbeleid'

-grootschalige nieuwbouwlocaties
-populair bij gezinnen met kinderen (tuintje, ruimte voor de auto)

Slide 37 - Slide

Bekijk op de volgende site
de groei van de grootste Vinexwijk van Nederland: Leidsche Rijn

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Link

Documentaire met kijkvragen
'Van krot tot Vinex'
de geschiedenis van 100 jaar volkshuisvesting in Nederland

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Link