Oefening: de koning en zijn hulp
Vier studenten komen op de vloer. Een van hen neemt de hoogste status aan; hij deelt de opdrachten uit. Een van de andere spelers neemt een status aan die lager is dan van de eerste speler. Hij speelt de opdrachten die worden uitgedeeld door naar de laatste speler, die de laagste status heeft. De middelste speler moet in de oefening een statuswissel laten zien; bij zijn baas neemt hij een lage status aan, zodra hij zelf de baas is neemt hij een hoge status aan. De schakel hierin moet duidelijk zijn. De eerste speler blijft een hoge status uitbeelden, deelt opdrachten en straf uit (bijvoorbeeld; haal een kopje thee, of poets mijn schoenen). De laatste speler blijft een lage status uitbeelden en moet de opdracht dus steeds volbrengen.