Spelling PV VT en VD

 
            1.  herhalen spelling persoonsvorm tt
            2. spelling van het voltooid deelwoord
            3. spelling persoonsvorm vt



  



1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 
            1.  herhalen spelling persoonsvorm tt
            2. spelling van het voltooid deelwoord
            3. spelling persoonsvorm vt



  



Slide 1 - Slide

regels spelling persoonsvorm t.t
- bij ik schrijf je de ik-vorm
- bij jij/u/zij/het schrijf je de ik-vorm +t
- als jij/je achter de persoonsvorm staat, komt er geen extra t. 
- bij wij/julli/zij schrijf je het hele werkwoord. 

Slide 2 - Slide

Aantekening
Spelling - persoonsvorm tegenwoordige tijd



Blz. 27 in je boek

Slide 3 - Slide

Uitleg spelling persoonsvorm in tegenwoordige tijd
Spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

ik loop
jij loopt
loop jij?
hij/zij/het loopt
wij/jullie/zij lopen
ik fiets
jij fietst
fiets jij?
hij/zij/het fietst
wij/jullie/zij fietsen
ik word
jij wordt
word jij?
hij/zij/het wordt
wij/jullie/zij worden

Slide 4 - Slide

Wat is de juiste spelling van de persoonsvorm mv in de verleden tijd?
A
kampeerde, vierde
B
kampeerden, vierden
C
kampeerdde, vierdde
D
kampeerdden, vierdden

Slide 5 - Quiz

Wat is de hoofdregel voor de spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
't kofschip of 't sexy fokschaap
B
op gevoel
C
ik-vorm + t
D
stam + t

Slide 6 - Quiz

Bij de spelling persoonsvorm verleden tijd maakt het uit of je een sterk of een zwak werkwoord hebt.
A
waar
B
niet waar
C
wat!?

Slide 7 - Quiz

Hoe moet je letten op de spelling van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd?
A
Je moet letten op de juiste uitgang van het werkwoord.
B
Je moet letten op de betekenis van het werkwoord.
C
Je moet letten op het geslacht van het onderwerp.
D
Je moet letten op de lengte van het werkwoord.

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd?
A
bereide
B
bereiden
C
bereidde

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd?
A
vergiste
B
vergisten
C
vergistte
D
vergistten

Slide 10 - Quiz

't Kofschip

Slide 11 - Slide

't kofschip

Slide 12 - Slide

Juiste spelling voltooid deelwoord.

De overvaller heeft alles snel (bekennen).
A
bekent
B
bekend

Slide 13 - Quiz

voltooid deelwoord
goede spelling ?
A
ik heb opgestapelt
B
ik heb opgestapeld

Slide 14 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
A
werkwoord
B
de , het , een
C
persoonsvorm
D
zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quiz

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin

Slide 16 - Quiz

Wat zijn voltooide deelwoorden?
A
schrijven
B
gedacht
C
overkomen
D
verteld

Slide 17 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
A
aankomen
B
groeten
C
gedaan
D
zwemmen

Slide 18 - Quiz

voltooid deelwoord
goede spelling ?
A
ik was geraakt
B
ik was geraakd

Slide 19 - Quiz