5V Thema 6 BS 3

Voedselproductie
Vwo 5
Thema 6 (van vwo 4)
BS 3
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voedselproductie
Vwo 5
Thema 6 (van vwo 4)
BS 3

Slide 1 - Slide

Vandaag
Leerdoelen:
  • Je kunt verschillende manieren beschrijven waarop ziektes en plagen bestreden kunnen worden in de landbouw
  • Je kan de verschillen in de wijze van voedselproductie in de gangbare en de biologische landbouw uitleggen
  • Je kent de oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water en mogelijke oplossingen daarvoor

Programma:
  1. Moeilijke HW-vragen?
  2. Wat weten we nog van de stikstofkringloop?
  3. Bescherming van gewassen
  4. Veredeling
  5. Eutrofiëring

Slide 2 - Slide

Vragen over vorige les/huiswerk

Slide 3 - Mind map

Bestrijding plagen en ziektes
Monocultuur = op grote oppervlakte één soort gewas verbouwen --> maakt efficiënt bewerken mogelijk
Nadelen:
  • Groot voedselaanbod en ontbreken natuurlijke vijand --> plagen
  • Makkelijke verspreiding ziektes

Oplossing?
  • (Preventieve) bestrijding: chemisch, mechanisch en biologisch

Slide 4 - Slide

Chemische bestrijding
Pesticiden:
  • Insecticiden/herbiciden
  • Effectief
  • Soortspecifiek vs. niet-soortspecifiek

Nadelen:
  • Dood ook nuttige soorten
  • Resistentie
  • Persistent: zeer langzame afbraak --> accumulatie
  • Uitspoelen --> vervuiling drinkwater

Slide 5 - Slide

Biologische bestrijding
Natuurlijke vijanden 
  • Predatoren (= roofdieren)
  • Parasieten (bijv. sluipwespen bij witte vliegen)
  • Ziekteverwekkers (zoals bacteriën en schimmels)

Vruchtwissel:
  • ziekteverwekkers verdwijnen
  • betere benutting voedingsstoffen

Voordelen:
  • soort specifiek
  • geen accumulatie gifstoffen
  • geen resistentie
Nadeel:
  • Natuurlijke vijand niet plaatsgebonden

Slide 6 - Slide

Verbeteren organismen
Veredelen of fokken = organismen met gunstigste eigenschappen selecteren voor verdere kruisingen.
Voorbeelden: verschillende koolsoorten, dieren met veel vlees

Genetische modificatie = veranderen van DNA om gunstige eigenschappen te creëren. Bijv. door recombinant DNA technieken: inbrengen van DNA (kunstmatig verkregen) bij organismen.

Slide 7 - Slide

Vermesting
= overbemesting van de bodem, waardoor er veel voedingsstoffen in het oppervlaktewater komt (verstoring evenwicht)
Eutrofiëring

  • Stalmest: via reducenten
  • Kunstmest (anorganisch)

Meer voedingsstoffen -->  algen in het voordeel over waterplanten --> minder licht 
--> nadeel waterplanten
Wanneer algen sterven --> afbraak door reducenten --> zuurstof gebrek water --> vissensterfte

Slide 8 - Slide

Verbeteren landbouw
Biologische landbouw = landbouw met specifieke regels voor akkerbouw en veeteelt
  • Geen kunstmest en niet meer voedingsstoffen dan nodig
  • Vruchtwissel (geen monocultuur)
  • Natuurlijke vijanden tegen plagen
  • Biologisch geteeld veevoer
  • Standaard minimale leefruimte/welzijn
  • Geen preventieve antibiotica

Slide 9 - Slide

Vraag
Als biologisch insectenbestrijdingsmiddel worden tegenwoordig wel feromonen gebruikt. Feromonen zijn seksuele lokstoffen die onder andere door vrouwelijke individuen van bepaalde insectensoorten worden geproduceerd. Door deze feromonen kunnen de mannetjes de vrouwtjes al op grote afstand vinden. Vrouwtjes die éénmaal hebben gepaard, verliezen hun belangstelling voor mannetjes. Een mannetje kan met zeer veel vrouwtjes paren.
Met behulp van feromonen worden in de paringstijd mannetjes van een schadelijke insectensoort gelokt en gevangen. Vervolgens kunnen de volgende maatregelen worden getroffen:

1 Deze mannetjes worden onvruchtbaar gemaakt en daarna weer in hetzelfde gebied losgelaten. Zij kunnen daarna nog wel paren.
2 Deze mannetjes worden gedood.

Zal het aantal insecten waaruit de volgende generatie zal bestaan het sterkst worden beperkt door maatregel 1 of door maatregel 2 of maakt het hiervoor niet uit welke maatregel wordt getroffen? Leg je antwoord uit.


Slide 10 - Slide

1 Deze mannetjes worden onvruchtbaar gemaakt en daarna weer in hetzelfde gebied losgelaten. Zij kunnen daarna nog wel paren.
2 Deze mannetjes worden gedood.

Zal het aantal insecten waaruit de volgende generatie zal bestaan het sterkst worden beperkt door maatregel 1 of door maatregel 2 of maakt het hiervoor niet uit welke maatregel wordt getroffen? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open question

Afsluiting
Lezen: Thema 6 van V4 mens en milieu BS 3 (blz. 151 t/m 158)
Maken: BS 3 opdr. 24 t/m 37

Kun je:
  • verschillende manieren beschrijven waarop ziektes en plagen bestreden kunnen worden in de landbouw?
  • de verschillen in de wijze van voedselproductie in de gangbare en de biologische landbouw uitleggen?
  • de oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water en mogelijke oplossingen daarvoor benoemen

Volgende les:
Energie en het broeikaseffect

Slide 12 - Slide