Thema 6.1 t/m 6.3

Thema 6 - Ecologie en duurzaamheid
1 / 55
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 55 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Thema 6 - Ecologie en duurzaamheid

Slide 1 - Slide

Thema 6 - Ecologie en duurzaamheid
6.1 - Organismen en hun omgeving
6.2 - Voedselrelaties en kringlopen
6.3 - Samenleven
6.4 - Natuurbeheer
6.5 - Mens en milieu
6.6 - Duurzaamheid

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

6.1 - Organismen en hun omgeving

Slide 4 - Slide

Niveaus van de ecologie
Ecologen bestuderen relaties op verschillende niveaus:

  • Individu
  • Populatie
  • Levensgemeenschap
  • Ecosysteem
  • Biosfeer

Slide 5 - Slide

Individu


Eén organisme;
 beestje/ mens/ plantje/insect 
1

Slide 6 - Slide

Populatie
Een groep individuen:
  • van DEZELFDE soort
  • in een bepaald gebied.
  • die zich met elkaar voortplanten.

Slide 7 - Slide

Levens-gemeenschap

Alle populaties in een gebied,
die elkaar beïnvloeden.

Slide 8 - Slide

Ecosysteem
Bijv. bossen, duinen, sloten, woestijnen, enz.








  • Een biotoop = alle abiotische factoren in een gebied

  • Een ecosysteemEen gebied waar de biotische en abiotische factoren samen één geheel vormen.
  • Dus: biotoop + levensgemeenschap van organismen.








Slide 9 - Slide

Biosfeer
Het deel van de aarde waar leven mogelijk is.















Slide 10 - Slide

Tot welk niveau behoren wilde zwijnen?








Slide 11 - Slide

Voedselketen
  • Elke schakel eet de vorige.

  • Voorbeeld: alg -> watervlo -> baars -> snoek


Slide 12 - Slide

Elke voedselketen begint altijd met een plant!

Waarom?

Slide 13 - Slide

Voedselweb
In de werkelijkheid zijn er veel
voedselketens die samen een netwerk vormen

Slide 14 - Slide

piramide van biomassa
Biomassa = de totale hoeveelheid energierijke stoffen (zoals koolhydraten, eiwitten en vetten) in een organisme of een groep organismen.

massa = gewicht!



Slide 15 - Slide

In een voedselketen neemt de biomassa af op elk volgend niveau.

Je leest af van onder naar boven.








Piramide van biomassa

Slide 16 - Slide

Stel je een voedselketen voor als een soort trap met verschillende treden.
Op de onderste trede staan planten, zoals gras. Die maken zelf voedsel met zonlicht. Dieren die planten eten (zoals konijnen) staan op de volgende trede. Daarboven staan roofdieren (zoals vossen), die de konijnen opeten.

📉 Op elke trede van die trap is er minder ‘biomassa’. Biomassa is het totaal aan gewicht van al het levende materiaal, zoals spieren, botten en bladeren.

Wanneer een dier een plant eet, gebruikt het niet alle energie van die plant om zelf groter te worden. Een groot deel van de energie gaat verloren:
- voor het warm houden van het lichaam,
- om te bewegen,
- en een deel gaat gewoon weg als poep.

💡 Dus: van 100 kilo gras groeit er misschien maar 10 kilo konijn. En van 10 kilo konijn kan maar 1 kilo vos groeien. Zo wordt het steeds minder op elk niveau.








Slide 17 - Slide

Accumulatie van gifstoffen
Schadelijke stoffen zoals zware metalen, accumuleren (hopen zich op) in de voedselketen

  • Hogere niveau's => meer gifstoffen t.o.v. de hoeveelheid biomassa!

Slide 18 - Slide

Samenvatting
Biotisch = levend / Abiotisch = levenloos.
Niveaus van ecologie:
Individu - populatie - levensgemeenschap - ecosysteem - biosfeer.
Voedselrelaties: voedselketen en voedselweb
Piramide van biomassa: afname van energierijke stoffen in ieder volgende niveau.
Accumulatie: gifstoffen hopen zich op in het voedselweb.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Aan de slag
Lezen 6.1 
Maken 6.1 opdr. 1 t/m 4, 5 t/m 9
en kijk kritisch na.

Slide 21 - Slide

6.2 Voedselrelaties en kringlopen

Je kunt de groepen organismen in een kringloop van stoffen benoemen
Je kunt de kringlopen van water en koolstof beschrijven

Slide 22 - Slide

Dieren:
Kunnen niet hun eigen voeding maken
Ze eten planten of andere dieren -> consumeren
Drie soorten dieren:
Planteneters – eten alleen planten (koe, paard, rups)
Vleeseters – eten alleen dieren (leeuw, havik, haai)
Alleseters – eten zowel planten als dieren (mens, varken)
Dieren en planten hebben een voedselrelatie als ze elkaar eten/gegeten worden (dieren zijn consumenten)

Slide 23 - Slide

Rollen
  • Producent
  • Consumenten 1e orde
  • Consumenten 2e orde
  • (Consumenten 3e orde)
  • Reducent

Slide 24 - Slide

Producenten
(Groene) planten
Fotosynthese
Nemen water + koolstofdioxide op
Omgezet in glucose + zuurstof (bij zonlicht)

Maken (produceren) eigen voedingsstoffen!

Slide 25 - Slide

Consumenten
Dieren
Consumenten 1e orde -> planteneters (2e schakel)
Consumenten 2e orde -> vleeseters (3e schakel)
Consumenten 3e orde -> vleeseters (4e schakel)

Enz.

Slide 26 - Slide

Reducenten
Bacteriën en schimmels
ruimen dode organismen
op. --> reducenten

Hierbij komen 
voedingsstoffen vrij

Slide 27 - Slide

Reducenten 
  • reducenten


Stoffen van planten komen via dieren, afvaleters en reducenten uiteindelijk weer bij planten terecht.

Slide 28 - Slide

Kringloop
Stoffen verplaatsen zich door een voedselketen en komen terug bij het startpunt (producent)


Slide 29 - Slide

Kringloop van water

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Koolstofkringloop
Koolstof zit in koolstofdioxide
Wordt door de plant 'opengebroken' en verwerkt in glucose
Glucose komt weer bij dieren terecht, die verbranden het
Door verbranding ontstaat koolstofdioxide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Afbreekbaarheid

Slide 35 - Slide

Plasticsoep
5-12 miljoen ton plastic
Deel zichtbaar, deel niet (microplastic)
Is uiteengevallen door zonlicht en golven

Via voedselketen in vogels, roofvissen en zeehonden - accumulatie
Via plastic en schelpdieren in mensen

Slide 36 - Slide

Aan het werk
Maken:
6.2: 1 t/m 3, 5 t/m 8
Kijk je antwoorden goed na. 
Antw.boek in teams!

Begrippen:
Producenten
Consumenten
Consumenten van de eerste orde
Consumenten van de tweede orde
Afvaleters
Reducenten 
Kringloop
Biologisch afbreekbaar
Niet-biologisch afbreekbaar
Plasticsoep
Leerdoelen:
Je kunt de groepen organismen in een kringloop van stoffen benoemen
Je kunt de kringlopen van water en koolstof beschrijven

Slide 37 - Slide

6.3 Samenleven

Biologisch evenwicht, Samenwerken, Rangorde, Territorium, Symbiose, Mutualisme, Commensalisme, Parasitisme

Slide 38 - Slide

6.3 Samenleven
Lesdoelen: 
- Je kunt uitleggen wat een biologisch evenwicht is
- Je kunt uitleggen hoe soorten afhankelijk zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting

In een ecosysteem is de populatiegrootte van 'n bepaalde soort wisselend. Bij (on)gunstige omstandigheden groter (kleiner).

Slide 39 - Slide

Evenwicht
Populatie grootte: aantal organismen zelfde soort in gebied.
Populatie grootte is afhankelijk van Biotische factoren (o.a. hoeveelheid voedsel, vijanden, ziekteverwekker) en a-Biotische factoren (bodem, licht, wind, temperatuur, neerslag).

De populatiegrootte schommelt om evenwichtswaarde: biologisch evenwicht



Slide 40 - Slide

Populatiegrootte 






Biologisch evenwicht 

Slide 41 - Slide

Biologisch evenwicht

Slide 42 - Slide

biologisch evenwicht: er is evenwicht tussen organismen
De populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde heen.
Biologisch evenwicht konijnen - vossen

Slide 43 - Slide

Samenleven
Relaties in en tussen populaties: 
Concurrentie
   competitie partner, plek voedsel 
- Samenwerken/ afspraken maken:
  jagen (leeuwen), verdedigen (vissen) 
  mieren (taakverdeling kolonie).
                                                                           
Stokstaartje houdt de wacht

Slide 44 - Slide

Relaties binnen populatie

Rangorde: Eén dier is dan de baas.
Territorium: Gebied waar één dier leeft, of een groep dieren van dezelfde soort. Andere soortgenoten mogen er niet in. 

Paarvorming: Mannetje en een vrouwtje werken samen om zich voort te planten.

Slide 45 - Slide

Relaties binnen populatie
- Rangorde
- Territorium
- Paarvorming
Bij sommige soorten vindt elk jaar opnieuw paarvorming plaats maar bij zwanen blijven man en vrouw hun hele leven bij elkaar.

Slide 46 - Slide

Relaties tussen soorten
Symbiose: langdurige relatie tussen individuen van  
                        verschillende soorten.
Mutualisme: beide individuen voordeel van relatie
Commensalisme: 1 individu voordeel, ander neutraal 
Parasitisme: 1 individu voordeel, ander nadeel.
Het Individu (parasiet) leeft op of in een individu van een ander soort (gastheer).  Parasiet: dier, plant of schimmel.

Slide 47 - Slide

Relaties tussen soorten

Mutualisme
Relatie waarbij beide soorten voordeel hebben ( win win)

Slide 48 - Slide

Mutualisme
Beide soorten hebben voordeel van de symbiose (samenlevingsvorm)
+      + 
Korstmos: Schimmel + algen
Kunnen niet zonder elkaar leven

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Video

Parasitisme
Parasiet -  Gastheer
Teek
Zombieschimmel
Warkruid (geen bladgroen)

Slide 52 - Slide

Optimumkromme

Slide 53 - Slide

Samengevat:

Biologisch Evenwicht
Samenwerken of concurrentie 
Rangorde Territorium Paarvorming
Symbiose, mutualisme, commensalisme, parasitisme 

Slide 54 - Slide

Aan het werk
Maken:
6.3: 1 t/m 3, 5 t/m 8
Kijk je antwoorden goed na. 
Antw.boek in teams!

Begrippen:
Biologisch Evenwicht
Samenwerken of concurrentie
Rangorde 
Territorium 
Paarvorming
Symbiose, 
mutualisme, 
commensalisme, 
parasitisme 
Leerdoelen:
- Je kunt uitleggen wat een biologisch evenwicht is
- Je kunt uitleggen hoe soorten afhankelijk zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting

Slide 55 - Slide