Quiz signalen en verbanden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Signaalwoorden

en 

tekstverbanden

Welk signaalwoord hoort bij een opsommingsverband?

1. Tevens
2. Omdat
3. Samenvattend
4. Desondanks

Welk signaalwoord hoort bij een redengevend (verklaring) verband?

1. Ten slotte
2. Kortom
3. Al met al
4. Want

Welk signaalwoord hoort bij een samenvattend verband?

1. Nu
2. Eerst
3. Desondanks
4. Alles bij elkaar

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstellend verband?

1. Kortom
2. Nadat
3. Toch
4. Zo

Welk signaalwoord hoort bij een toelichting/uitleg?

1. Op dezelfde manier
2. Als
3. Zoals
4. Indien

Welk signaalwoord hoort bij een vergelijking?

1. Net als
2. In het geval dat
3. Zodra
4. Bijvoorbeeld

Welk signaalwoord hoort bij een voorwaarde?

1. Evenals
2. Tenzij
3. Met name
4. Nadat

Verwijswoorden

Signaalwoorden zorgen voor structuur in een tekst en verwijswoorden maken een tekst beter leesbaar. 

Een verwijswoord verwijst naar een woord of woordgroep die ergens anders in de tekst al gebruikt is.

Het was een geweldig evenement, dat NK powerliften gisteren.
Waar verwijst HET naar?

1. NK powerliften
2. Evenement
3. Gisteren
4. Dat

Het eerste elftal van Ajax vierde zijn overwinning uitbundig in de kleedkamer. Waar verwijst ZIJN naar?

1. Het eerste elftal van Ajax
2. Ajax
3. Het
4. Het eerste elftal

De kanovereniging zal haar jubileum groots vieren.
Waar verwijst HAAR naar?

1. De kanovereniging
2. Haar jubileum
3. Jubileum
4. Groots vieren

Ik moet de Mont-Ventoux berg beklimmen en dat valt niet mee.
Waar verwijst DAT naar?

1. Ik
2. De Mont-Ventoux
3. Het beklimmen van de Mont-Ventoux
4. De Mont-Ventoux berg