woordsoorten: ww, vz, lw, bn, znw

Woordsoorten
- Lidwoord
-Bijvoeglijk naamwoord
- Voorzetsel
- Zelfstandig naamwoord
- Werkwoord
1 / 21
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Woordsoorten
- Lidwoord
-Bijvoeglijk naamwoord
- Voorzetsel
- Zelfstandig naamwoord
- Werkwoord

Slide 1 - Slide

Woordsoorten
Werkwoorden --> Wat iets of iemand doet.
Lidwoorden --> De, het en een. Staat voor een een zelfstandignaamwoord.
Zelfstandigenaamwoorden --> Een mens, een dier, een ding en namen.
Bijvoegelijkenaamwoorden --> Eigenschappen of kenmerken.
Voorzetsels --> Geeft aan waar, wanneer en waarom.

                                    De oude kat sprong op de kast.

Slide 2 - Slide

Welke woordsoorten vind je nog lastig?



Op de volgende pagina staat de uitleg per woordsoort, bekijk deze goed!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

LIDWOORDEN

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Kooitje

Slide 7 - Slide

Hebben de honden de smerige modder in hun witte vacht al schoongelikt?
Vul het voorzetsel in.

Slide 8 - Open question

Lidwoord
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoegelijk naamwoord
Voorzetsel
Zaterdag
hebben
we
een
lange
rit
naar
het
mooie
strand
gemaakt.

Slide 9 - Drag question

Iedereen
zijn
Lidwoord
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoegelijk naamwoord
Voorzetsel
verkoopt
oude
spullen
op
de 
rommelmarkt.

Slide 10 - Drag question

Wat is het werkwoord in de zin?
De oude kat sprong op de kast.
A
De
B
kast
C
sprong
D
oude

Slide 11 - Quiz

Hebben de honden de smerige modder in hun witte vacht al schoongelikt?
Vul de bijvoeglijke naamwoorden in.

Slide 12 - Open question

les 8 
zelfstandig
naamwoorden

Slide 13 - Slide

Hebben de honden de smerige modder in hun witte vacht al schoongelikt?
Vul het zelfstandig werkwoord in.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Video

Lidwoord
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoegelijk naamwoord
Voorzetsel
De
kinderen
maken
voetballen
van
kapotte
autobanden.

Slide 16 - Drag question

Wat is het voorzetsel?
De oude kat sprong op de kast
A
kast
B
sprong
C
op
D
de

Slide 17 - Quiz

Hebben de honden de smerige modder in hun witte vacht al schoongelikt?
Vul de zelfstandige naamwoorden in.

Slide 18 - Open question

Wat is het lidwoord?
De oude kat sprong op de kast.
A
oude
B
de
C
kat
D
op

Slide 19 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De oude kat sprong op de kast.
A
oude
B
kat
C
op
D
kast

Slide 20 - Quiz

Hebben de honden de smerige modder in hun witte vacht al schoongelikt?
Vul de lidwoorden in.

Slide 21 - Open question