clase 14

¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es ...
6 de enero de 2025
1 / 39
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es ...
6 de enero de 2025

Slide 1 - Slide

El programa
  • Prueba
  • Video
  • Mi rutina

Slide 2 - Slide

Prueba
Unidad 7:
Wederkerende werkwoorden
Voorzetsels

Unidad 8:
Doler
Muy/mucho/poco/bastante

Slide 3 - Slide

Verbos reflexivos

Slide 4 - Slide

Verbos reflexivos

Slide 5 - Slide

Preposicion A
Betekenis: “naar”, “tot”, ”aan” of “om” 
Gebruik:
Richting of bestemming: Voy a la escuela. (Ik ga naar school)
Tijd: La clase empieza a las ocho. (De les begint om acht uur)
Indirect object: Le doy el regalo a María. (Ik geef het cadeau aan María)

Slide 6 - Slide

Preposicion De
Betekenis: “van” of “uit” 
Gebruik:
Bezit: Es el libro de Juan. (Het is het boek van Juan)
Afkomst: Soy de España. (Ik kom uit Spanje)
Materiaal: La mesa es de madera. (De tafel is van hout)

Slide 7 - Slide

Preposicion Por
Betekenis: “door”, ”wegens” of “per” 
Gebruik:
Reden/oorzaak: Estoy aquí por ti. (Ik ben hier vanwege jou)
Plaats: Camino por el parque. (Ik loop door het park)
Tijdsduur: He leído por dos horas. (Ik heb twee uur lang gelezen)
Uitwisseling: Te lo cambio por otro. (Ik ruil het voor een ander)

Slide 8 - Slide

Preposicion Con
Betekenis: “met“
Gebruik:
Gezelschap: Estoy con mis amigos. (Ik ben met mijn vrienden)
Middel: Escribo con un bolígrafo. (Ik schrijf met een pen)

Slide 9 - Slide

Preposicion En
Betekenis: “in”, ”op” of “bij” 
Gebruik:
Locatie: Estoy en la biblioteca. (Ik ben in de bibliotheek)
Tijd: Voy de vacaciones en julio. (Ik ga op vakantie in juli)
Transportmiddel: Voy en tren. (Ik ga met de trein)

Slide 10 - Slide

Doler
Klik hier
Acuerdo

* Me duele/n = A mí, también.

* No me duele/n = A mí, tampoco.

Desacuerdo

* Me duele = A mí, no.

* No me duelen = A mí, sí.

doler= pijn hebben (duelen)

* (A mí) me duelen los pies.

* (A María) le duelen las piernas.



doler= pijn hebben (duele)

* (A vosotros) os duele la tripa.

* (A ella) le duele el cuello.

* (A nosotros) nos duele la mano.


Slide 11 - Slide

Poco, bastante, mucho

 Staat poco (weinig), bastante (behoorlijk) of mucho (veel) na een werkwoord dan zijn het bijwoorden. Ze geven dan iets aan over de hoeveelheid van het werkwoord. 
1) Ana viaja mucho.
2)Pedro estudia bastante.
3) Rosa estudia poco. 

Slide 12 - Slide

Poco, bastante, mucho

 Staat poco (weinig), bastante (behoorlijk) of mucho (veel) voor een zelfstandig naamwoord dan zijn het bijvoeglijke naamwoorden. Ze passen zich dus aan aan het zelfstandig naamwoord (mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud of meervoud)
1) Mi barrio tiene pocas tiendas. 
2) Mi pueblo tiene muchos parques.
3) Hace bastante calor.

Slide 13 - Slide

Muy (heel of erg) / mucho (veel)

Muy  staat voor een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord. Muy is een bijwoord en dus onveranderlijk. 
1) El chico es muy alto -->  de jongen is heel lang.

2) Las casas son muy bonitas --> de huizen zijn heel mooi.

Slide 14 - Slide

4

Slide 15 - Video

01:03
Wat eet ... als ontbijt_
A
koffie, sinaasappelsap en toast met jam en boter
B
koffie, sinaasappelsap en toast met tomaat en olie
C
koffie, appelsap en toast met jam en boter
D
koffie, appelsap en toast met tomaat en olie

Slide 16 - Quiz

02:08
Hoe laat eindigen de lessen?
A
13:00
B
15:00
C
14:00
D
13:30

Slide 17 - Quiz

03:11
Hoe gaat María naar huis?
A
Lopend
B
Met de auto
C
Met de fiets
D
Met de bus

Slide 18 - Quiz

03:40
Welke werkwoorden
gebruikt María in de video?

Slide 19 - Mind map

Mi rutina

In tweetallen

timer
10:00

Slide 20 - Slide

Pantomima
Leg het woord op het bord uit door middel van je lichaam

Slide 21 - Slide

EL MONO
de aap

Slide 22 - Slide

QUEDARSE
blijven

Slide 23 - Slide

LA NARIZ
de neus

Slide 24 - Slide

DUCHARSE
zich douchen

Slide 25 - Slide

LA GRIPE
de griep

Slide 26 - Slide

ACOSTARSE
gaan slapen

Slide 27 - Slide

EL REGALO 
het cadeau

Slide 28 - Slide

VESTIRSE
aankleden

Slide 29 - Slide

HACE FRÍO
het is koud

Slide 30 - Slide

DESPERTARSE
ontwaken

Slide 31 - Slide

LA SERPIENTE
de slang

Slide 32 - Slide

DESCUBRIR
ontdekken

Slide 33 - Slide

EL PELO
het haar

Slide 34 - Slide

MUCHO
veel

Slide 35 - Slide

PEQUEÑO
klein

Slide 36 - Slide

EL DESTINO
de bestemming 

Slide 37 - Slide

Mi rutina

In tweetallen

timer
10:00

Slide 38 - Slide

Deberes
Leren voor toets

Slide 39 - Slide