H2Par2 Leven in een droog gebied: Mali

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Droge gebieden

Hoe worden de verschillende lagen planten en bomen van het Tropisch Regenwoud genoemd?

1. Verdiepingen
2. Vloeren
3. Etages
4. Repen

Oorzaken van ontbossing zijn ...

1. bevolkingsspreiding
2. landbouw
3. mijnbouw
4. A, B en C zijn goed

Welke uitspraak is juist?

1. In de tropen staat de zon midden op de dag heel laag.
2. Schuine zonnestralen geven meer warmte dan rechte zonnestralen.
3. De breedteligging is van grote invloed op de temperatuur.
4. De poolstreken liggen op lage breedte, omdat de zon schuin invalt.

kleppen dicht

De invalshoek van de zonnestralen

WB p.45

Doelen

Aan het einde van de les weet je:

- de kenmerken van de landschappen in Mali

- hoe mensen overleven in droge gebieden

- waarom de Sahel een kwetsbaar gebied is

Waar denken jullie aan?

- Savanne

- Steppe

- Woestijn

Tropisch regenwoud

Savanne

Steppe & Woestijn

savanne

Kenmerken savanne

• nog vrij veel neerslag, tot wel 1200 mm per jaar
• grassen, struiken en bomen
• giraffes, zebra's, neushoorns etc.

steppe

Kenmerken steppe

• 250 - 500 mm. neerslag per jaar
• grassen & struiken

woestijn

Kenmerken woestijn

• minder dan 250 mm. neerslag per jaar
• zand, rotsen of grind
• oase

Aan de slag

H2 Par 2: 2,4,5

15 minuten

Nomaden --> extensieve veeteelt

Nomaden

Geen vaste woonplaats maar trekken rond met vee

--> weinig vee & veel ruimte

EXTENSIEVE VEETEELT (weinig vee per hectare)

3 soorten oase: 1. Rivieroase > oppervlaktewater

                              2. Bronoase

                              3. Grondwateroase > grondwater

Boeren verbouwen: graan

 dadels en groenten.

Boeren houden akkers nat met behulp van water-pompen met slangen, sproeiers en graven kanaaltjes. Dit heet irrigatie 

Oase 

Een plek in de woestijn waar water is.

De Sahel: een kwetsbaar gebied

• Neerslag is onbetrouwbaar 
  
• Kans op overbeweiding
• Kans op verwoestijning

Aan de slag met het huiswerk

H2 paragraaf 2: maken 6,7,10

Klaar? Maken oefenvragen 2.2