CG A2 Unidad 2 parte 2_Nr 5 tm 14_week 5_les 2

herinnering (huiswerk):
zoek een foto van jezelf van toen je jonger dan 15 was en zorg dat je deze maandag de 12e bij de hand hebt in de les (op telefoon is ook goed)
hola chi@s, hoy es martes 6 de junio
TT 4+5
staat online bij toetsen (=nieuwe manier voor deze TT)
ik ga hem nu publiceren
let op! je hebt max. 25 min en doe het via je eigen inlog!
1 / 36
next
Slide 1: Slide
SpaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

herinnering (huiswerk):
zoek een foto van jezelf van toen je jonger dan 15 was en zorg dat je deze maandag de 12e bij de hand hebt in de les (op telefoon is ook goed)
hola chi@s, hoy es martes 6 de junio
TT 4+5
staat online bij toetsen (=nieuwe manier voor deze TT)
ik ga hem nu publiceren
let op! je hebt max. 25 min en doe het via je eigen inlog!

Slide 1 - Slide

Programa de hoy:
Repaso 
onbepaald vnw
Programa nuevo
2e deel unidad 2: gastando dinero, 5 t/m De Fiesta
- pronombres personales:
lijdend en meewerkend voorwerp

Slide 2 - Slide

onbepaald vnw 

Slide 3 - Slide

 ¿ Recuerdas? Los pronombres indefinidos
Algo, nada, todo:   zaken
alguien en nadie:  personen              worden zelfst. gebruikt
cada voor personen EN zaken

alguno (a/os/as)
ninguno( a)                    hebben altijd betrekking op zelfst. nw              todo/a el/la.....
todos/as los /las                                   
1.ninguno en alguno verliezen de -o- voor een mnl zelfst.nw: ningún/algún.
2. staan nada, nadie en ninguno: achter het ww dan komt no ervoor!!

Slide 4 - Slide

iets
niets
alles
geen ( enkele)
allemaal
enkele
iemand
niemand
alguien
algo
todo
alguno
ninguno
nadie
nada
Todos

Slide 5 - Drag question

vertaal:
ik vind het helemaal niet leuk
A
no me gusta nada
B
me gusta nada
C
Encuentro nada
D
no encuentro nada

Slide 6 - Quiz

Vertaal:
Heeft u geen enkel boek van Isabel Allende?
A
¿tiene algúno libro de I?
B
¿ tiene algún libro de I?
C
¿tiene ningún libro de I?
D
¿no tiene ningún libro de I?

Slide 7 - Quiz

vertaal:
ik studeer de hele week
A
estudio todas las semana
B
estudio por las semanas
C
estudio toda la semana
D
estudio toda semana

Slide 8 - Quiz

¿ Recuerdas?
meew. voornw      = CI
Complemento Indirecto

lijdend voornw.     =CD
Complemento directo

Slide 9 - Slide

Nr. 5 p. 22 TB
Gastando dinero
  • lee el texto
  • onderstreep de mv en lv vormen
  • vervang el vestido door la falda
  • Escuchamoslos diálogos en otras tiendas (Nr. 5b). 
     ¿Dónde tienen lugar?                                       

 
        

11
12
1. En una zapatería
a. Los zapatos tienen un 40% de descuento.
b. El hombre calza el número 43.
c. El cliente quiere pagar con tarjeta de crédito.
2. En una tienda de ropa
a. La clienta tiene un problema con un jersey.
b. la clienta quiere cambiar el jersey.
c. La clienta necesita el ticket de compra

Slide 10 - Slide

Nr. 5c TB: 
zie schema in je tekstboek.
Welke zin zegt de klant en welke de verkoper? Door welke zelfst.nw. zou je de voornaamwoorden in de laatste kolom kunnen vervangen?
1.+2 : lo= el vestido la= la falda
3. el jersey

4.le = meew. vnw kun je niet vervangen wél verdubbelen door bijv. señor/ señora
¿ Recuerdas? 
meew.vnw =Complemento Indirecto : me, te, le, nos, os, les
lijd.vnw       = Complemento Directo    : me te, lo/la, nos, os, los/las

quedar + meew vnw+ passen (zitten):
el vestido me queda bien
los pantalones me quedan largos
la falda me queda estrecha etc.

Slide 11 - Slide

Ahora, ¡a practicar en grupos!
  • maak samen opdr. 5d tb -> bedenk vragen van de klant om het verhaal compleet te maken
  • maak opdr. 5,6,7 wb p.18
lijdend vw en meewerkend vw
Vamos paso por paso

Slide 12 - Slide

5d ¿cuáles son posibles frases

Slide 13 - Slide

Het lijdend voorwerp ( Complemento Directo):
ik koop een roos:
Wat koop ik? : een roos. 
Een roos is lijdend voorwerp. Ik koop hem (= lijdend vnw)
Plaats : vóór pv óf achter de infinitivo/gerundio, eraan vast geschreven
me, te, lo, la, nos, os, los, las
1. yo la compro en ....
2.vosotros la estudiáis
3.Carmen lo compra
4.mi hermano los pinta...
5. Mario las cuenta
6.Mi padre lo limpia

Slide 14 - Slide

Het meewerkend voorwerp (Complemento Indirecto):
Hij geeft de roos aan zijn vriendin
Aan wie geeft hij de roos? Aan zijn vriendin
'zijn vriendin' is meew. voorwerp. Hij geeft  haar de roos (= mw vnw
"Plaats : vóór de pv of achter de infinitivo/gerundio ( eraan vast geschreven)
me, te, le, nos, os, les
1 J. nunca me dice la verdad
2. Yo os explico....
3.Mi amigo le hace una pregunta
4. I. siempre les regala.....
5. Mañana te damos una....
6. Le preparo una fiesta sorpresa

Slide 15 - Slide

Vervang het vetgedrukte zinsdeel door een voornaamwoord:
CI óf CD
1. el agente les recomienda este hotel
2. el vendedor le vende un coche
3. yo la doy mañana
4.Mi vecino siempre las compra
5. yo te preguntp la lección
6. el vendedor lo da a nosotros
un
__

Slide 16 - Slide

Nr. 7a + 8aTB  Vul het juiste meewerkend vnw.  (CI) in:
timer
10:00
Lastige opdracht.

Nr. 8a:
Malena gaat haar kelder opruimen: vervang de vetgedrukte woorden door een voornaamwoord
steek even je hand op (via Teams) als je klaar bent

Slide 17 - Slide

Unidad 2 
¿Me lo regalas?
vervolg Unidad 2 TB
  • Nr. 9 t/m 14 TB: p.24 t/m 28

  • WB: oef. 9 t/m 22 + R&S

Nu eerst: herhaling basis
dan lijdvw/meew vw samen
   

Slide 18 - Slide

deze ken je al van "gustar"

Slide 19 - Slide

Nr. 9 TB p.24 ¿Me lo regalas?
13
14
15
16
9b.Escucha y relaciona los diálogos con los objetos.

9c.Escucha otra vez. ¿Para quién son los objetos?
-para la persona que habla      -para su hermana
-para su pareja                             -para su hijo
-para sus padres                          -para su amiga Malena

Slide 20 - Slide

9c ¿Para quién / quiénes son los objetos que han comprado?
    

9c TB: waar slaan lo/la/los/las op terug?

Slide 21 - Slide

Nr. 9d Completa la regla

Slide 22 - Slide

 
    
Recuerda: Lijdend voorwerp en Meewerkend voorwerp
  •  ¿Qué compras? -> Wat koop je?  lijdend voorwerp
  •  ¿Para / a quién? -> Voor/aan wie? meewerkend voorwerp
 
Ejemplos:
La lámpara la he comprado yo. (la lámpara) lijd.voorwerp: la

Voy a regalarle a Malena la lámpara. (A Malena) meewerkend voorwerp: le

Slide 23 - Slide

Pronombres complemento directo e indirecto juntos
Zie 5.1.1. Gramática p.114: twee persoonlijke voornaamwoorden in 1 zin
Het lijdend  voorwerp                              Het meewerkend voorwerp
me                                                                                   me
te                                                                                      te
lo, la                                                                                 le------> SE
nos                                                                                   nos
os                                                                                      os
los, las                                                                             les------> SE

Slide 24 - Slide

zie ook TB p. 28 en 5.1

Slide 25 - Slide

Staan er 2 persoonlijke voornaamwoorden
in een zin, dan staat het meewerkend voorwerp vóór het lijdend voorwerp: 
Me lo compro (ik koop het voor mij)
Let op! le/les + lo/la/los/las wordt:
se + lo /la/los/las
¿El bolso? Se lo compro a Eva (was 'le'+ 'lo')
Eerst meewerkend voorwerp, dan lijdend voorwerp

Slide 26 - Slide

Eerst meewerkend voorwerp, dan lijdend voorwerp
Cindy le los compró

Slide 27 - Slide

De persoonlijke voornaamwoorden
staan altijd vóór het vervoegde werkwoord: 
Me lo compro (ik koop het voor mij)
No te lo voy a comprar
Bij een infinitief mag het er ook achter (wel er aan vast!!)
Voy a comprártelo
soms een accent plaatsen ivm uitspraak
plaats van persoonlijk vnw in de zin

Slide 28 - Slide

le lo/la/los/las -> se lo/la
les lo -> se lo/las/los/las

Slide 29 - Slide

Nr. 10,11,12,13 TB hablamos español
bovenstaande oefeningen goed voor toepassen stof
verder in werkblok: 7, 10, 12,13, 17
los deberes para el jueves:
Maak alle oefeningen van Unidad 2 in het werkboek!!
Vul de R&S in van Unidad 2


Slide 30 - Slide

Nr. 11 TB hablamos español
Vaak kondigt een persoonlijk vnw het meewerkend voorwerp aan"
Se la doy a Martina
¿Qué le gusta (a tu padre)?
of: A tu padre, ¿qué le gusta?
tu padre= jouw vader = hij = él -> le

Slide 31 - Slide

Nr. 12 TB hablamos español
Piensa en un regalo que has recibido:
el más original
el que más te gusta
el más inútil
el más feo
¿Quién te lo regaló?

Slide 32 - Slide

extra slides
voor als je dit onderwerp lastig vindt

Slide 33 - Slide

Denk aan 1 cadeau dat je ooit kreeg. Maak dan de 2 zinnen in het Spaans zoals het voorbeeld bij opdracht 12 TB p. 25

Slide 34 - Open question

 Even herhalen!  Lijdend voorwerp

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video