2.8: het weer

2.8: het weer
Aan het einde van de les kan je praten over het weer. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

2.8: het weer
Aan het einde van de les kan je praten over het weer. 

Slide 1 - Slide

Kijk naar buiten. Hoe is het weer buiten? Is het vandaag koud of warm?

Slide 2 - Mind map

(de) rest
  • dat wat overblijft 
  • rest - restje
  • zin: Ik neem de rest mee.
  • zin: De rest van de klas is leeg.
  • zin: Er is nog een restje over.

Slide 3 - Slide

Zomer

Slide 4 - Slide

regenen

Slide 5 - Slide

de temperatuur
  • de maat die aangeeft hoe warm of koud het is
  • meervoud: temperaturen
  • Zin: In tropische landen is de temperatuur erg hoog.

Slide 6 - Slide

waaien

Slide 7 - Slide

opnieuw
  • nog een keer 
  • weer
  • zin: Ik moet morgen opnieuw een toets maken.
  • zin: Veel mensen gaan volgende week opnieuw een prik halen.

Slide 8 - Slide

  • nat                        
  • de straat is nat
  • de natte straat 

Slide 9 - Slide

warm
  • hoge temperatuur
  • heel warm = heet
  • zin: Het is warm. Ik doe het raam open.
  • zin: Het eten is warm.

Slide 10 - Slide

zelfs = ook nog
Hij had zo weinig geld, dat hij zelfs het theezakje vaker moest gebruiken.

Zelfs als het regent, ga ik op de fiets naar school.




Slide 11 - Slide

de zon

 

hemellichaam dat licht en warmte geeft

De aarde draait om de zon.

Het is mooi weer, want de zon schijnt.

Slide 12 - Slide

lijken 
  • er ongeveer hetzelfde uitzien
  • Werkwoord: ik lijk op, hij lijkt op, wij lijken op;
  • Zin : Het meisje lijkt heel erg veel op haar moeder.
  • Zin: Abraham en Mulugeta zijn broers, maar lijken niet op elkaar.

Slide 13 - Slide

schijnen
  • licht geven
  • werkwoord
  • Zin: De zon schijnt de hele dag.
  • Zin: De lampen schijnen naar beneden.  

Slide 14 - Slide


  • de wolk             
  • de wolken        
  • het is bewolkt

Slide 15 - Slide

de herfst

Slide 16 - Slide

prachtig
  • heel mooi
  • zin: De zon zakt in de zee. De kleuren zijn prachtig.
  • zin: Het meisje ziet er prachtig uit.
  • zin: Wat een prachtige jurk heb je aan! 

Slide 17 - Slide

Wat vind je van het weer in Nederland? Hoe is het weer in jouw land?

Slide 18 - Mind map

Welke kleren draag je als het warm is? En als het koud is?

Slide 19 - Mind map

de regen
de wind
de wolken
de mist
de regenboog
de hagel
de zon
de sneeuw
het onweer

Slide 20 - Drag question

De zon schijnt.
Tim loopt door de regen.
Hij maakt een sneeuwpop
De jongen springt in de plas.

Slide 21 - Drag question

Maak een zin.

Slide 22 - Open question