Herhaling PR (taal)

Herhaling PR (taal)
Wat weet je nog van de afgelopen lessen?
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Public relationsSecundair onderwijs

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Herhaling PR (taal)
Wat weet je nog van de afgelopen lessen?

Slide 1 - Slide

Het Verslag

Slide 2 - Slide

Wat is een Verslag?

Slide 3 - Open question

Het Communicatieplan

Slide 4 - Slide

Wat is een project?
A
Een tijdelijke onderneming die uitgevoerd wordt om een uniek product, resultaat of dienst te creëren.
B
Het toepassen van kennis, vaardigheden, instrumenten en technieken om bepaalde projectdoelstellingen te volbrengen.

Slide 5 - Quiz

Geef een voorbeeld van een positief probleem dat a.h.v. een project opgelost kan worden.

Slide 6 - Open question

Geef een voorbeeld van een interne kanaal

Slide 7 - Open question

Geef een voorbeeld van een extern kanaal.

Slide 8 - Open question

Passief Betrokkene
Actief Betrokkene
Krijgen enkel informatie over het project.
Enkel informatie over het eindresultaat
Ze moeten meedenken over het project
Ze moeten meebeslissen over het onderwerp

Slide 9 - Drag question

De Zakelijke Brief

Slide 10 - Slide

Wat is een zakelijke brief?

Slide 11 - Open question

Wat zijn de onderdelen van de zakelijke brief?

Slide 12 - Mind map

Teksten Redigeren

Slide 13 - Slide

Welke soorten online tools voor het corrigeren van spelling en grammatica ken je?

Slide 14 - Open question

Wat is een voorbeeld van een actieve zin?
A
Jan maakt zijn artikel af.
B
Het artikel van Jan wordt afgemaakt.

Slide 15 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een passieve zin?
A
Jan maakt zijn artikel af.
B
Het artikel van Jan wordt afgemaakt.

Slide 16 - Quiz

Wat gebruik je beter: passieve zinnen of actieve zinnen?
A
actieve zinnen
B
passieve zinnen

Slide 17 - Quiz

Aan het begin van een zin komt een hoofdletter.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 18 - Quiz

Namen van godsdiensten en religieuze stromingen schrijf je met een hoofdletter.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 19 - Quiz

De dagen van de week worden met een hoofdletter geschreven.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 20 - Quiz

De titels van een boeken, films of artikels worden met hoofdletters geschreven
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 21 - Quiz

Hertaling van teksten

Slide 22 - Slide

Wat is vakjargon/vaktaal?

Slide 23 - Open question

Wat verandert sneller
A
Woordenschat
B
Grammatica

Slide 24 - Quiz

Wanneer verschijnen nieuwe woorden?

Slide 25 - Open question

Wanneer verdwijnen oude woorden?

Slide 26 - Open question