WK 19 3M FR online

1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce que tu vas apprendre?
Aujourd'hui:
- le mois mai
- la météo
- het bijvoeglijk naamwoord
 - le match
- la conclusion
- les devoirs

Slide 2 - Slide

mai

Slide 3 - Slide

Quelle est la date d'aujourd'hui?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Comment tu te sens aujourd'hui?
triste / mal / ça va / bien / content
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Les adjectifs de Because
Il y a un garçon.
Le garçon s'appelle Because.
Because porte un pull blanc et un jean noir.
Il porte des lunettes de soleil.
Because aime ses baskets blanches.
Il porte une grande montre blanche.
Le garçon Because est un garçon content.

Slide 7 - Slide

Pourquoi Because?
Le garçon Because est-il grand ou petit?
Il est content? Est-ce qu'il n'est pas content? Pourquoi tu trouves?
Qu'est-ce qu'il porte sur le nez?
Qu'est-ce qu'il porte comme vêtements?
Pourquoi aime-t-il les couleurs: noir et blanc?
Comment tu trouves son style?
Quels vêtements est-ce que tu aimes?
Tu portes des lunettes de soleil?

Slide 8 - Slide

l'adjectif
Om iets of iemand te omschrijven gebruik je bijvoeglijke naamwoorden.

Het is een grote jongen.
Hij is aardig.
Hij draagt een wijde, witte trui en een zwarte broek.


Slide 9 - Slide

het bijvoeglijk naamwoord
Het is een grote jongen.
Hier zegt grote iets over die jongen.

Hij draagt een wijde, witte trui.
Wijde zegt iets over de trui.
witte zegt iets over de trui.

Slide 10 - Slide

plaats en vorm
Het is een grote jongen.
Het woordje grote staat vóór jongen.
Het zijn grote jongens.
Ook als jongens in het meervoud staat, blijft het woord 'grote' gelijk.

In het Frans staan de meeste bijvoeglijke naamwoorden achter het zelfstandig naamwoord. Sommige staan ervoor.
Ook verandert het als het zelfstandig naamwoord in het meervoud staat.


Slide 11 - Slide

vorm en plaats enkv.
Il est un grand garçon.
Il porte un pull noir.

Waar staan hier de bijvoeglijke naamwoorden?
Zie je waar ze staan in de zin?

Slide 12 - Slide

vorm en plaats mv
Ce sont les grands garçons.
Ils portent des pulls noirs.

Hoe heeft het bijvoeglijk naamwoord zich aangepast?

Slide 13 - Slide

le match
We gaan een wedstrijdje doen.
Je krijgt een tekst te zien met bijvoeglijk naamwoorden erin verstopt. Zodra jij een bijvoeglijk naamwoord ziet, steek je jouw handje omhoog. Je legt dan de regel uit en je vertelt dus over de plaats en de vorm. Heb je het goed uitgelegd en klopt het?
Dan krijg je 1 punt.
Degene met de meeste punten wint!

Slide 14 - Slide

le match commence ...
Il y a un homme. C'est un homme important.
Il s'appelle Emmanuel. Il n'est pas grand. C'est un petit homme d'une grande importance.
Emmanuel est le President de la France.
Il est sévère, mais pas maintenant.
 Il regarde un match de foot. Le match est au stade de Paris. Le President est au stade.
Le stade est large et d'une construction forte.
Le President crie et rigole. Il est très content. Pourquoi?
Son équipe a marqué un but. C'était un but magnéfique!

Slide 15 - Slide

Kies uit de volgende Franse woorden en maak een verhaaltje van drie zinnen. Zorg dat het bijvoeglijk naamwoord ten minste 1 keer wordt gebruikt.
Begin je verhaaltje met 'Il y a'. Je mag de woorden meer keer gebruiken.
Il y a - un President - grand - un homme - petit - est - au stade - regarde - le match - il - content - rigole - c'est - sévère -

Slide 16 - Open question

Examenidioom p. 63 -67 welke bijvoeglijke naamwoorden heb jij gevonden?

Slide 17 - Mind map

la conclusion
Om het bijvoeglijke naamwoord goed te gebruiken, moet je altijd op twee dingen letten: 
de vorm en de plaats.
De vorm van het bijvoeglijke naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige vrouwelijke vorm.
Van sommige bijvoeglijke naamwoorden is de vrouwelijke vorm helemaal onregelmatig. Deze vind je op bladzijde 185 van de Grammaire.
Behalve op de vorm, moet je ook op de plaats van het bijvoeglijke naamwoord letten. Bijna alle bijvoeglijke naamwoorden staan achter het zelfstandig naamwoord. 
Maar sommige bijvoeglijke naamwoorden staan altijd vóór het zelfstandig naamwoord. Leer die uit je hoofd.

Slide 18 - Slide

les devoirs
Leren chapitre 5: Grammaire H, Het bijvoeglijke naamwoord / L’adjectif 
leren: examenidioom: chapitre 10 Sentiments et caractère
Maken: Bijlage: vraag 4 iemands uiterlijk beschrijven
en lezen tekst 2: Le poison d'avril en vragen 6 tot en met 8.
Maken van chapitre 4 Herhalingshoofdstuk 'Je révise' 
opdracht 4


Slide 19 - Slide