This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
I. Een staat kan soeverein zijn zonder geweldsmonopolie. II. Staten respecteren in principe elkaars soevereiniteit.
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist
Slide 1 - Quiz
In een indirecte democratie:
A
bestaan geen politieke partijen.
B
stemt de volksvertegenwoordiging over wetsvoorstellen.
C
kiest de bevolking een parlement.
D
kiest de bevolking de regering.
Slide 2 - Quiz
Wie hebben onder een autoritair regime vaak last van beperkingen door de overheid? I. Het leger. II. De media. III. Oppositiepartijen. IV. Burgers.
A
II en IV zijn juist
B
II, III en IV zijn juist
C
Alleen IV is juist
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 3 - Quiz
Welke begrippen passen het beste bij elkaar?
A
Links en nivellering van inkomen.
B
Rechts en actieve overheid
C
Christendemocratie en vrijemarkteconomie
D
Confessionalisme en individuele verantwoordelijkheid
Slide 4 - Quiz
Kenmerkend voor de ideologie van de sociaaldemocratie is het standpunt dat: I. te veel vrijheid zal leiden tot onrechtvaardigheid. II. de overheid een sturende rol in het economische bestel moet hebben. III. de verzorgingsstaat gehandhaafd moet blijven.
A
Alle antwoorden zijn juist.
B
Alleen I is juist.
C
I en III zijn juist.
D
I en II zijn juist.
Slide 5 - Quiz
Er is sprake van actief kiesrecht als:
A
mensen zich verkiesbaar stellen
B
kiezers de leden van de volksvertegenwoordiging kiezen
C
burgers een politieke partij oprichten
D
het kiesstelsel is gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging
Slide 6 - Quiz
I. Een informateur informeert welke politici in aanmerking komen voor een ministerspost. II. De lijsttrekker van de grootste partij is meestal de informateur.
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 7 - Quiz
I. Na de verkiezingen stopt het oude, demissionaire kabinet ogenblikkelijk met haar taken. II. Als een kabinet gevallen is, volgen automatisch nieuwe verkiezingen.