FA trede 7.4: Woordvolgorde + vragen stellen intonatie




Lundi, 30 août
Aujourd'hui c'est jeudi le 8 décembre
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson




Lundi, 30 août
Aujourd'hui c'est jeudi le 8 décembre

Slide 1 - Slide

Hoe wordt je weekend?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Lesdoelen deze week:
  • Ik ken de woordvolgorde in een Franse zin.
  • Ik kan door middel van intonatie een vraag stellen.



Slide 3 - Slide

Woordvolgorde in het Frans
In het Frans zet je alle werkwoorden bij elkaar.

Ik ga een appel eten                               Je vais manger une pomme

Slide 4 - Slide

De bepaling van tijd staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.
Après, on va manger ensemble.                                             Daarna gaan we samen eten.

De bepaling van plaats staat in het Frans aan het begin of het einde van de zin.
On va manger ensemble au restaurant. We gaan samen eten in het restaurant.

Als je een tijd- en een plaatsbepaling in één zin hebt, houd je de volgorde aan die je in het Nederlands ook zou aanhouden: eerst de tijd en dan de plaats.

Cet après-midi, je vais jouer de la guitare dans ma chambre.

Ik ga vanmiddag gitaar spelen in mijn kamer.


Woordvolgorde: bepalingen van tijd en plaats

Slide 5 - Slide

Nederlands
onderwerp + P.V + Lijdend Vw + gezegde


Ik ga de wedstrijd winnen.
Frans
onderwerp + P.V +gezegde + Lijdend Vw  


Je vais gagner le match.


Woordvolgorde

Slide 6 - Slide

Heel belangrijk:

Houdt altijd alle werkwoorden bij elkaar in het Frans en zoveel mogelijk aan het begin van de zin.

Een bepaling van tijd of plaats mag vooraan of achteraan in de zin staan, maar staan ze er beide in dan komt eerst de bepaling van tijd en daarna de bepaling van plaats.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Vraagzin (intonatie)
Bij een vraagzin met behulp van intonatie: daar is de volgorde als in een gewone zin:
onderwerp + werkwoord + lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp.
Voorbeeld:
Tu donnes les fraises à Marie?
Geef je de aardbeien aan Marie?













Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Werkdoelen
  • L’ordre de la phrase (t8)
  • Bienvenue chez moi (t7)
  • La fête nationale (t8)
  • Vocabulaire trede 7 + 8
  • Phrases-clés trede 7 + 8





Slide 11 - Slide

Au  revoir

Slide 12 - Slide