Les 2: training leesvaardigheid

Welcome

to English 
fLEx Exam training
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welcome

to English 
fLEx Exam training

Slide 1 - Slide

Lesson plan
  • Reading strategies (20 minutes)
  • Reading texts (20 minutes)

Slide 2 - Slide

Training Leesvaardigheid
Allemaal trucjes

Slide 3 - Slide

Welk cijfer ga je halen op het CSE?

Slide 4 - Mind map

Het grote geheim
het Centraal Examen vraagt niet om leesvaardigheid.

Het vraagt om begrip over wat CITO van je wil/vraagt.
Weet je dat, dan haal je een goed cijfer

Slide 5 - Slide

Het recept
- Ken de signaalwoorden, functiewoorden en de basiswoorden 

-Ken je woordjes (woordenschat)

- Ken de verschillende vraagsoorten

- Oefenen, oefenen, oefenen!

Slide 6 - Slide

Signaalwoorden
Zorg dat je:
A) signaalwoorden herkent

B) Weet welk verband ze aangeven

C) Hoe je ze in een zin gebruikt


Zie de woordenlijst met signaal woorden in het huiswerk in Magister!

Slide 7 - Slide

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
As well as
In short
To praise
To criticize
For instance
Uitbreiding/Opsomming
Gevolg/Conclusie
Ondersteunen (positief)
Tegenstelling
Voorbeelden

Slide 8 - Drag question

He should not be doing this job, ... he was not trained for it.
A
despite
B
however
C
since
D
such as

Slide 9 - Quiz

Welk signaal woord in de tekst geeft een tegenstelling aan?

Slide 10 - Open question

Stappenplan
1. Scannen: Titel, plaatjes, intro -> Waar gaat de tekst over?
1a. LEES NIET DE HELE TEKST DOOR!!!
2. Lees de vraag: In welke alinea's moet je kijken? -> aanstrepen
3. wat voor soort vraag is het? Gesloten vraag, voorgestructureerde vraag, citeervraag of open vraag
4. Volg de stappen die nu nog gaan komen.

Slide 11 - Slide

De verschillende vraagsoorten
1. Gesloten vragen: 
  • Meerkeuzevraag / alineavraag
  • Gap (= gatenvraag)

Slide 12 - Slide

De verschillende vraagsoorten
2. Voorgestructureerde vragen:
• Combinatievragen (combineren met twee gegeven groepen)
• Beweringenvragen (wel/niet, juist/onjuist)
• Ordeningsvragen (zet bijvoorbeeld tussenkopjes of alinea’s in de juiste volgorde)
 


Slide 13 - Slide

De verschillende vraagsoorten
3. Citeervragen


4. Open vragen

Slide 14 - Slide

Welke vraagsoort is het moeilijkst?

Slide 15 - Mind map

Meerkeuzevraag: Stappenplan
Lees de vraag, niet de antwoorden! Staat er nuttige informatie in de vraag?

In het voorbeeld hiernaast zie je dat je moet kijken in paragrafen 1 en 2.

Verder staat er het woord relate in de vraag. We moeten dus op zoek naar een signaalwoord en uitzoeken om welk tekstverband het gaat.

Slide 16 - Slide

Meerkeuzevraag (vervolgd)
1. Lees de relevante tekst, en niets meer!
2. Streep alle signaal- en functiewoorden aan
3. Lees dan pas de antwoorden.
4. Haal de duidelijk foute antwoorden er tussenuit.
5. Past het antwoord in het onderwerp van de tekst? (Je hebt vooraf gescand).
6 Kies je antwoord.

Slide 17 - Slide

Beweringenvragen
Hoe herken ik de vraag? -> Meerdere stellingen, genummerd 1,2 etc.

Slide 18 - Slide

Stappenplan
Allereerst markeren we het stuk tekst waar we moeten zoeken.

Dan strepen we de zoektermen aan waar we mee gaan werken. Denk hierbij aan:
- Namen, plaatsen
- Alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid), en tijdsaanduidingen (vandaag de dag)
- Internationale woorden (discriminatie, autoriteit)

Bij stelling 1 zouden we bijvoorbeeld 'te warm' (meetbare temperatuur) en 'tegenwordig' (tijdsaanduiding) kunnen markeren.

Zoek naar signaalwoorden. Daar staat het antwoord in de buurt!

Slide 19 - Slide

Open vragen
Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd neemt om de vraag goed te lezen.

De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten. 

Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren, of met een of twee woorden, of in Nederlands. 

Slide 20 - Slide

Gatenvragen
De vrees van menig leerling, maar stiekem niet zo moeilijk, als je je (signaal)woorden kent.

Er zijn 2 soorten:
-gatenvragen met signaal-/functiewoorden 
Kan een gatenvraag zijn, maar ook bijvoorbeeld 'hoe verhoudt deze alinea zich tot de vorige'.
- echte gatenvragen


Slide 21 - Slide

Stappenplan: Signaal-/functiewoorden
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na de gap.

- Probeer te zien welk tekstverband er tussen deze twee zinnen zit. 

- Zoek daar je antwoord op uit.

- Werkt dit niet, kijk dan naar de antwoorden : Zit er een antwoord voor voorbeeld bij? Grote kans dat dat het juiste antwoord is. Anders mogelijk tegenstelling of opsomming.

- Werkt dit ook niet, vertaal de zinnetjes dan en kijk of een van de antwoordopties logisch klinkt.

Slide 22 - Slide

Voorbeeld
Antwoorden: A But then
                            B Instead
                            C Similarly
                            D Therefore 

Ik lees voor de gap een voorbeeld van hoe beroemd Mr. Bean is. Hij wordt herkend in Frankrijk. Na de gap lees ik dat Mr. Bean herkend wordt door Chinezen. Het lijkt dus op een uitbreiding/opsomming.

Omdat ik mijn signaalwoorden heb geleerd weet ik nu dat het antwoord C moet zijn.

Slide 23 - Slide

Echte gatenvragen
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na       de gap.
- Kijk of in die zinnen signaalwoorden staan, liefst in de buurt van de gap.
- Nog niet genoeg? Kijk of je een tegenstelling van een positieve zin en een       negatieve zin kunt vinden.
- Nog niet genoeg? Kijk of er een tegenstelling in de antwoorden te vinden         is,  bv. tussen A en B.
- Nog niet genoeg? Kies het antwoord dat het dichtst bij het onderwerp van       de tekst ligt.

Slide 24 - Slide

Voorbeeld
Antwoorden: A annoying
B British
C funny
D international 
- In de zin voor de gap zie ik eerst een dubbele punt. Dat geeft  hier een voorbeeld aan. Dan volgt een opsomming met het woordje and vlak voor de gap. We zoeken dus een woord dat in dat rijtje past. 
- Achter de gap staat weer een dubbele punt.  Na een opsomming levert dit meestal een conclusie op. Die conclusie is dat Mr. Bean steeds meer een symbool van Groot-Britannië wordt. Met die kennis blijkt de opsomming misschien wel een verzameling karaktertrekken van de Britten.  Dat Britse moet echter wel nog echt benoemd worden.
Dus is het antwoord B

 

Slide 25 - Slide

Conclusie
Zorg dat je de signaalwoorden goed kent!

Zorg voor een goede algemene woordenschat  

Weet wat CITO van je vraagt en je kunt genoeg vragen goed beantwoorden

Oefening baart kunst!

Signaalwoorden, signaalwoorden, signaalwoorden!!!


Slide 26 - Slide