This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Telefoneren
Slide 1 - Slide
Ik vind telefoneren spannend
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Telefoneren: wat komt er in je op?
Slide 3 - Mind map
Slide 4 - Video
Opdracht
Schrijf op:
Hoe je op de juiste manier de telefoon aanneemt.
Wat je na de begroeting zegt.
Wat je doet als je de klant niet te woord kan staan
Wat handig is om altijd bij de hand te hebben?
Vergelijk je antwoorden met de buurvrouw/man
Slide 5 - Slide
Waar of niet waar? Je hoeft niet te zeggen waarom je belt als de ander heeft opgenomen.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Als ik iemand bel, wie bepaalt dan waar we over praten?
A
Ik bepaal, want ik heb gebeld.
B
Ik wacht tot de ander begint te vertellen.
Slide 7 - Quiz
Wie praat er tijdens het gesprek?
A
Alleen ik
B
Alleen de ander
C
We praten allebei tegelijk
D
We praten om de beurt
Slide 8 - Quiz
Goed of fout? Als ik wil stoppen met bellen hang ik gewoon op.
A
goed
B
fout
Slide 9 - Quiz
Hoe moet je een telefoongesprek afronden als je wil op hangen?
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Oefenen
Slide 13 - Slide
Opdracht
Je staat in de winkel en er belt een klant. Hoe neem je de telefoon aan? De klant wil een bestelling doorgeven.
Schrijf een telefoonscript en oefen dit in drietallen
Geef elkaar 2 tops en 1 tip
Slide 14 - Slide
Belscript H1.3
Een belscript is eigenlijk niet meer dan een paar standaardzinnen in een vaste volgorde. Een goed belscript helpt je een telefoongesprek te structureren en te leiden naar een goed eindresultaat (namelijk de bestelling of de afspraak).
begroeten /voorstellen
reden/ vraag
LSD
maak afspraak
bevestig afspraak/beëindig het gesprek
Slide 15 - Slide
Let op:
Stemgebruik
Je tempo, volume en intonatie
Je houding
Woordkeus aan de telefoon:
Correct Nederlands
Spreek in de tegenwoordige tijd.
Gebruik geen verkleinwoorden.
Wees behulpzaam.
Zorg ervoor, dat je bestelling ook goed opneemt.
Slide 16 - Slide
Werkwijze
Maak 3 tallen: A: klant B: medewerker C: observant
A en B zitten met de rug tegen elkaar.
A geeft aan wat hij wil bestellen.
B neemt de bestelling op.
Let op zijn stemgebruik: tempo , volume, intonatie en articulatie.
Let bij woordgebruik op of het begrijpelijk en correct Nederlands is
De observator ( C ) let op stemgebruik, woordkeus en maakt notities van wat er goed is en wat beter kan.
Bespreek het gesprek na met behulp van de aantekeningen van de observant (C)
Wissel de rollen na de bespreking af, zodat iedereen een beurt heeft gehad.
Slide 17 - Slide
Nabespreking
Geef van de volgende punten aan wat je
ervan vond en wat beter zou kunnen bij A.
Tempo , Intonatie, Begrijpelijkheid, Articulatie,Volume,
Correct Nederlands
Slide 18 - Slide
Zelfstandig verwerken:
Ga naar de online module
"verzorgen dienstverlening en verkoop" en maak de les: Werken met een belscript.
Lees in het boek; "ondernemen in de dierverzorging"
Hoofdstuk 1.3
Slide 19 - Slide
Schriftelijke communicatie
Slide 20 - Slide
Formeel taalgebruik
Slide 21 - Mind map
Informeel taalgebruik
Slide 22 - Mind map
Slide 23 - Video
A
Formeel
B
Informeel
Slide 24 - Quiz
Denk aan uw bagage bij het verlaten van de trein. Formeel of informeel?