Reading

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Practice EASY texts first
- Then one difficult exam text by yourself 
Check if you can find the answers 

Slide 2 - Slide

LINKING WORDS
Verbindingswoorden hebben een functie. En CITO is er dol op 
- wat is het doel van het woord En aan het begin van de zin?
 Hoe verbind het twee stukken zin/twee zinnen/alinea's. 

Slide 3 - Slide

It was a long journey, so I'm really tired now.
SO laat zien dat
A
So laat zien wat het conclusie is
B
So laat een opsomming zien
C
laat een oorzaak/reden zien

Slide 4 - Quiz

Text 1


The answer is ....

linking 
word : 
so

Slide 5 - Slide

Wat is de taak van de "parkeerfee"?
A
het bewaken van auto's van klanten
B
het bijvullen van parkeermeters van klanten
C
het inpakken van boodschappen voor klanten

Slide 6 - Quiz

I couldn't go to the party because I was sick
A
Because geeft een conclusie aan
B
Because geeft een reden
C
Because geeft volgorde aan

Slide 7 - Quiz

Text 2
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?
linking 
word : 
because 

Slide 8 - Slide

Waarom droegen vier jongens van de school een rok?
A
als grap op de laatste schooldag
B
als protest tegen saaie schooluniformen
C
als tegenprestaties voor een verloren weddenschap

Slide 9 - Quiz

Verbindingswoorden die volgorde/tijd aangeven zijn.
A
at first, now, latter
B
because, that's why, and so
C
consequently, in conclusion

Slide 10 - Quiz

Text 3
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?
linking word: 
 now 

Slide 11 - Slide

Op welke nieuwe manier kunnen apen bezoekers terugpesten?
A
lucht laten blazen
B
naar mensen spugen
C
van alles gooien

Slide 12 - Quiz

Reading
You get the answer first.
Find the sentence that supports the answer. 
 Zoek de zin die dat antwoord ondersteunt. vaak met een verbindingswoord.
Answer by giving the first two words of the sentence. 
 Antwoord door de eerste twee woorden van de zin op te schrijven.

Slide 13 - Slide

Text 1
The answer is .b.

But how do you know it is .b.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 14 - Slide

Hoe weet je dat het antwoord... is? In welke zin staat dat? Geef de eerste twee woorden

Slide 15 - Open question

Text 2
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 16 - Slide

Hoe weet je dat het antwoord... is? In welke zin staat dat? Geef de eerste twee woorden

Slide 17 - Open question

Text 3
The answer is .a.

But how do you know it is .a.?
Which sentences contains the answer?
Hoe weet je dat? In welke zin staat dat?

Slide 18 - Slide

Hoe weet je dat het antwoord... is? In welke zin staat dat? Geef de eerste twee woorden

Slide 19 - Open question

TIPS
Read the question first 
Then read the text 
DON'T MAKE UP AN ANSWER, FIND IT IN THE TEXT

Slide 20 - Slide

Time for the difficult text 

- Read by yourself 
- Find the answers 
- Mark the sentence which helped you find the answer
- Discuss the text together
timer
10:00

Slide 21 - Slide

Story activity
one paper 
- WHO, DOES WHAT, WHERE, WHEN, WHY, THEN, CONCLUSION
funniest story gets a point 
timer
0:30

Slide 22 - Slide