Werkwoorden 2 les 27-47 Voltooide tijd + Verleden tijd

Uiterlijk
Hoe zie je eruit?
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Uiterlijk
Hoe zie je eruit?

Slide 1 - Slide

De snor
de baard

Slide 2 - Slide

de bril
sproeten

Slide 3 - Slide

de zonnebril
de oorbel

Slide 4 - Slide

de ketting
de ring / de armband

Slide 5 - Slide

stijl haar
krullen

Slide 6 - Slide

blond haar
rood haar

Slide 7 - Slide

kaal
grijs haar

Slide 8 - Slide

de broek
de spijkerbroek

Slide 9 - Slide

de hoody
de trui

Slide 10 - Slide

de schoenen
de sneakers

Slide 11 - Slide

Hoe zie jij eruit?

Slide 12 - Slide

Hoe ziet zij eruit?

Slide 13 - Slide

Hoe ziet hij uit eruit?

Slide 14 - Slide

Hoe ziet deze man eruit?

Slide 15 - Slide

Hoe ziet dit meisje eruit?

Slide 16 - Slide

Hoe ziet deze man eruit?

Slide 17 - Slide

Hoe ziet deze vrouw eruit?

Slide 18 - Slide

Werkwoorden 

Slide 19 - Slide

Wat ga je vandaag leren?


Herhalen voltooide tijd  en de verleden tijd 

Slide 20 - Slide

Voltooide tijd 
  • - regelmatige werkwoorden 
  • - onregelmatige werkwoorden 
  • - hebben of zijn 

                 Opzoeken - Invullen- uitleggen

Slide 21 - Slide

Regelmatige werkwoorden
Hoe maak je het voltooid deelwoord?
1. Maak de ik-vorm.   wij maken -  ik maak
2.kijk naar de laatste letter : maak
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA> voltooid deelwoord krijgt  een -t
     NEE> voltooid deelwoord krijgt een -d
4. Schrijf ge- voor de ik-vorm en een -t of -d aan het einde.
ge- maak-t           gemaakt

Slide 22 - Slide

Hij (werken) gisteren niet.

Slide 23 - Mind map

Hij heeft gisteren niet (werken).

Slide 24 - Mind map

werkwoorden met iets ervoor..
Sommige werkwoorden beginnen met be-, her-, ver-, ont-, ge_

bestellen        ik bestel        ik heb besteld
herhalen         ik herhaal     ik heb herhaald
gebruiken      ik gebruik      ik heb gebruikt
verhuizen      ik verhuiz --> ik verhuis       ik ben verhuisd

Deze werkwoorden krijgen geen  ge- in het voltooid deelwoord :   
                         ik heb een pizza besteld.

Slide 25 - Slide

Scheidbare werkwoorden
Scheidbare werkwoord ( werkwoord + ander woord)

samenwerken         ik  werk samen.    Wij werken elke dag samen
uitleggen                 ik leg uit.                 Wij leggen de som uit.
terugbellen             ik  bel terug            Wij bellen morgen terug.

Deze werkwoorden  beginnen met het andere woordje en dan volgt het voltooid deelwoord : samengewerkt.  teruggebeld.   uitgelegd

Slide 26 - Slide

Ik (schoonmaken) de hele ochtend. (Schrijf de zin goed op)

Slide 27 - Mind map

Onregelmatige werkwoorden

 
Onregelmatige werkwoorden veranderen van klank.  Regelmatige werkwoorden veranderen niet van klank.
Er zijn geen regels voor onregelmatige werkwoorden. 
Je moet ze uit je hoofd leren.

Slide 28 - Slide

hebben/zijn
Vaak gebruik je het werkwoord hebben, soms moet je het werkwoord zijn gebruiken.

Bij deze werkwoorden gebruik je zijn:
beginnen                   lukken                  vallen
blijven                         overlijden            vertrekken
gaan                             worden                 trouwen  


Slide 29 - Slide

hebben/zijn
Bij werkwoorden van beweging bijvoorbeeld: wandelen, fietsen, lopen, zwemmen, rijden gebruik je hebben of zijn.

We hebben gewandeld.
We zijn naar de winkel gewandeld.
Staat er een richting in de zin ? Bijvoorbeeld naar de winkel...
Dan gebruik je zijn.

Slide 30 - Slide

Regelmatige werkwoorden
Hoe maak je de verleden tijd?
1. Maak de ik-vorm.   ik woon  ik maak
2.kijk naar de laatste letter : maak
3. Is de laatste letter  een s, f,t,k,ch, p  - softketchup- ?
     JA>  schrijf - te achter de ik-vorm  bij ik, jij, u, hij, zij
     NEE>  schrijf -de achter de ik-vorm ik, jij, u, hij, zij
4. Schrijf voor  wij, jullie en zij ( meervoud) een extra -ten/-den

Slide 31 - Slide

ik- vorm van een werkwoord
leggen                             ik ______________
wonen                              ik______________
reizen                               ik ______________
proeven                           ik_______________
studeren                         ik_______________
dragen                             ik_______________
zitten                                ik_______________

Slide 32 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
verleden tijd
Soms verandert de verleden tijd van klank :
begrijp- begreep
schiet- schoot
drink-dronk
buig-boog

Soms moet je de verleden tijd uit je hoofd leren.

Slide 33 - Slide

Samen maken
1. ( leggen).   Hij_________________de sleutels op de tafel.


2. (werken) Wij _________________de hele dag op school.

Slide 34 - Slide

Samen maken
3. ( straffen).   De moeder_____________de kinderen.


4. (proeven) Wij _________________de kaas.

Slide 35 - Slide

Samen maken
5. ( kosten).   De vliegreis ___________________ veel geld


6. (werken) Wij _________________de hele dag op school.

Slide 36 - Slide

Samen maken
7. ( begrijpen).   Hij _________________ de som niet.


8. (winnen)  Wij ___________________ de wedstrijd.

Slide 37 - Slide

werkboek 2
Les 27- 47

Gemaakt & gecorrigeerd?

Slide 38 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?
What did you learn today?
що ти навчився сьогодні
ماذا تعلمت اليوم
bugün ne öğrendin
Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:
آج آپ نے کیا سیکھا؟
O que você aprendeu hoje?
ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Slide 39 - Slide

Heb je het lesdoel bereikt?


  • Ik kan onregelmatige  en regelmatige werkwoorden in de verleden tijd  en in de voltooide tijd juist schrijven.

    Slide 40 - Slide

    Hoe goed kan jij werkwoorden in de verleden tijd schrijven?

    Slide 41 - Slide

    Slide 42 - Slide