Klas 2 , passé composé met avoir en être

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Bonjour!

Passé composé

Présent

j'ai mangé

il parle

Ils ont acheté

je téléphone

vous avez dansé

nous écoutons

vous regardez

Tamara a marché

nous avons trouvé

on cherche

Elisa rencontre

tu as raconté

Hoe maak je de passé composé ook al weer?

Zet het werkwoord chanter in de PC. Tu-vorm.

Let op!

De volgende voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren:

Je hulpwerkwoord blijft wel avoir. Bijv:

Ik heb een cadeau gehad = J'ai eu un cadeau.

avoir =  eu 

être = été 

faire = fait

pouvoir = pu

prendre = nemen

Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?

1. een
2. twee
3. drie
4. vier

PC met hulpww AVOIR

Je dansé.

1. Goed
2. Fout

Waarom is: je dansé fout?
Wat ontbreekt er?

Elle_________ (danser) avec sa soeur.

1. dansé
2. a dansé
3. avez danser
4. ai dansé

Welke is juist?

1. Paula est dansé
2. Paula a dansé
3. Paula est dansée
4. Paula a dansée

Hij heeft gepraat

1. Il a parlé
2. Ils ont parlé
3. Elle a parlé
4. Nous avons parlé

J'ai parlé.

1. Goed
2. Fout

Tu (écouter) in de passé composé:

1. as écouté
2. a écouté
3. ont écouté
4. e écouté

Deze werkwoorden hebben être als hulpww in de PC.

Vertaal: ik ben vertrokken.

1. je suis parti
2. tu es parti
3. j'ai parti
4. il a parti

Vertaal: zij is gegaan (aller)

Kies de juiste vorm.
(sortir = uitgaan) Je...

1. J'ai sorti
2. Je suis sorti
3. Je sortis
4. Je sortissent

Kies de juiste vorm.

1. Je suis tombé.
2. J'ai tombé.
3. J'est tombé.
4. J'ai tombé.

Mon père ... (tomber = vallen).

1. tombé
2. a tombé
3. est tombé
4. est tombés

Vertaal: wij zijn gegaan. (gaan = aller)

Vertaal: mijn vriendinnen zijn aangekomen (= arriver)

Passé composé...

Moeilijk

Ik begin het te begrijpen!

Veel info, maar goed te doen.

Makkie!